4.2) Aansluiting van de stroomvoorziening
!
De aansluiting op de stroomvoorziening van TEN dient door ervaren, deskundig personeel in het bezit van de vereis-
te kenmerken uitgevoerd te worden onder volledige inachtneming van wetten, voorschriften en reglementen.
Zodra TEN onder spanning staat, is het raadzaam enkele eenvoudige controles uit te voeren:
1. Controleer dat het ledlampje OK regelmatig knippert met een frequentie van één knippe-
ring per seconde (afbeelding 25).
2. Controleer dat het knipperlicht en het gebruikerslicht uit zijn.
Als dit alles niet gebeurt, dient u onmiddellijk de stroomtoevoer naar de besturingseenheid
af te sluiten en de elektrische aansluitingen nauwkeuriger te controleren
Andere nuttige informatie voor het zoeken naar en oplossen van storingen vindt u in het
hoofdstuk "7.6 Oplossen van problemen".
4.3) Herkenning van de openings- en sluitstanden van de deur
Het is noodzakelijk dat de besturingseenheid de standen open en dicht van de deur kan herkennen; in deze fase wordt de afstand die de deur aflegt
tussen de mechanische stop sluitpunt tot de eindschakelaar van de openingsstand gemeten. Dit is nodig voor berekening van de punten voor snel-
heidsafname en het punt van gedeeltelijke opening. Naast deze standen wordt in deze fase de configuratie van de ingang STOP gecontroleerd en
in het geheugen opgeslagen en gecontroleerd of de ingang FOTO al dan niet in de modus "Fototest" is aangesloten. (zie paragraaf "7.3.2 Fotocel-
len") Tijdens deze fase slaat de besturingseenheid bovendien de kracht in haar geheugen op die nodig is voor de openings-en sluitmanoeuvre.
1. Druk op de toetsen [▼] en [Set] en houd die ingedrukt (afbeelding 25).
2. Laat de toetsen los wanneer de manoeuvre van start gaat (na ongeveer 3s).
3. Wacht tot de besturingseenheid de herkenningsfase heeft uitgevoerd: sluiting, opening
en hersluiting van de deur.
4. Druk op de toets [OPEN] om een complete openingsmanoeuvre uit te voeren.
5. Druk op de toets [CLOSE] om een sluitmanoeuvre uit te voeren.
Indien dit niet allemaal mocht gebeuren dient u onmiddellijk de stroomvoorziening naar de
besturingseenheid te onderbreken en de elektrische aansluitingen nog beter te controleren.
Als na afloop van de herkenningsfase de ledlampjes L2 en L3 knipperen, betekent dit dat er
een fout is; zie de paragraaf "7.6 Oplossen van problemen". Tijdens deze manoeuvre slaat
de besturingseenheid in haar geheugen de kracht op die nodig is voor de openings-en sluit-
manoeuvre. De herkenningsfase van de openings- en sluitstanden van de deur en van de
configuratie van de ingangen STOP en FOTO kan op elk gewenst moment opnieuw uitge-
voerd worden ook na de installatie (bijvoorbeeld als er een nok van de eindschakelaars
wordt verplaatst); u doet dit door deze fase vanaf punt 1 opnieuw uit te voeren.
4.4) Controle van de beweging van de deur
Na de herkenningsfase van de standen is het raadzaam enkele manoeuvres uit te voeren om te controleren of de deur correct loopt.
1. Druk op de toets [OPEN] om de instructie voor de manoeuvre "Open" te geven; controleer of de sluitmanoeuvre van de deur regelma-
tig verloopt zonder verandering van snelheid; pas wanneer de deur op een afstand tussen de 15 en 5 cm van de eindschakelaar in de
openingsstand verwijderd is, zal de deur langzamer moeten gaan en stoppen als gevolg van de eindschakelaar.
2. Druk op de toets [CLOSE] om de instructie voor de manoeuvre "Sluit" te geven; controleer of de sluitmanoeuvre van de deur langzaam
van start gaat zonder verandering van snelheid; pas wanneer de vleugel tussen de 70 en 50 cm van de eindaanslag van de sluitstand ver-
wijderd is, zal hij langzamer moeten gaan lopen en tot stilstand komen als gevolg van de de mechanische stop sluitstand.
3. Controleer dat het knipperlicht tijdens de manoeuvre met een frequentie van 0,5s aan en 0,5s uit knippert.
4. Voer meerdere openings-en sluitmanoeuvres uit om te beoordelen of er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of andere onre-
gelmatigheden zijn, zoals punten met een grotere wrijving.
5. Controleer dat de reductiemotor TEN, de armen en de beugels stevig en voldoende duurzaam bevestigd zijn, ook wanneer er zich een
plotselinge snelheidstoename of -afname in de beweging van de deur voortdoet.
4.5) Vooraf ingestelde functies
De besturingseenheid van TEN beschikt over enkele programmeerbare functies; in de fabriek worden deze functies in een configuratie afge-
steld die voor het merendeel van de automatiseringen optimaal is; in ieder geval kunnen de functies op elk gewenst moment via de juiste
programmeringsprocedure gewijzigd worden; raadpleeg hiervoor paragraaf "7.2 Programmeringen".
4.6) Radio-ontvanger
Voor het aansturen op afstand van TEN is er in de besturingseenheid
een radio-ontvanger ingebouwd die op een frequentie van 433,92 MHz
werkt en met de onderstaande typen zenders compatibel is (Tabel 7):
Omdat het soort codering anders is, bepaalt de zender die als eer-
ste is ingevoerd ook het type zenders dat daarna ingevoerd kan wor-
den. Er kunnen maximaal 160 zenders in het geheugen worden
opgeslagen.
180
25
26
Tabel 7: zenders
Codering
Model
FLO
FLO1 - FLO2 - FLO4
VERY VE
FLOR
FLOR1 - FLOR2 - FLOR4
VERY VR
ERGO1 - ERGO4 - ERGO6
PLANO1 - PLANO4 - PLANO6 - NICEWAY (de gehele lijn)
SMILO
SM2 - SM4