G Plaats de passtukken op de juiste wijze zoals in de afbeelding staat aangegeven
voor de breedte- en de lengtemaat.
H Uitsparingsranden plafond
I Werk de uitsparingsranden van het plafond af volgens deze maten. (Aanbevolen:
10 mm)
•
Onvoldoende luchtstroming, druppelend vocht en kromtrekkende panelen kun-
nen het gevolg zijn als het binnenapparaat niet juist aansluit op het plafond-
oppervlak.
(Het passtuk is dusdanig ontwikkeld, dat het de standaard installatieposities
toont.)
•
Controleer of de plafondopening de onderstaande afmetingen heeft.
Afmetingen model 45: 1040 × 670
Afmetingen model 71: 1210 × 670
Afmetingen model 112: 1710 × 670
Afmetingen model 125: 1970 × 670
•
Beweeg het servicepaneel volgens de in Diagram 3 weergegeven volgorde
om het te verwijderen.
(Dempingsmateriaal is tussen het paneelframe en het paneel geplaatst. Ver-
wijder dit dempingsmateriaal en verwijder vervolgens het paneel.)
* Zie Diagram 13 voor details over de installatie van het servicepaneel.
[Diagram 3] (P.3)
<Het servicepaneel openen>
A Servicepaneel
4. Installatie van het decoratiepaneel
Draai tijdelijk de vier paneelbevestingsbouten van het paneel vast die bij het hoofd-
apparaat zijn geleverd, voordat u het decoratiepaneel installeert. (Zoals getoond in
Diagram 4, moeten de paneelbevestingsbouten zover worden aangedraaid dat
het eerste gedeelte van de bouten door de moeren van het binnenapparaat zijn
gedraaid.) Controleer tenslotte of de connector van de automatische uitblaaslam-
ellen naar de leidingkant gericht staat voordat u verder gaat met de installatie.
[Diagram 4] (P.3)
A Eerste gedeelte van de bout
C Tweede gedeelte van de bout
E Paneelbevestigingsbout
Zodra de apparaten in de juiste richting zijn ingesteld, plaatst u de uitsparingen
van de inlaatpoort van het paneelframe over de paneelbevestingsbouten. (Zie Dia-
gram 5.) Bevestig de bouten eerst door de twee gaten in de zijde tegenover de
leiding, gevolgd door de twee gaten aan de leidingzijde. Druk van binnenuit de
paneelbevestingsbouten aan de leidingzijde om het werk gemakkelijker te ma-
ken.) Let erop dat het paneelframe tijdelijk in deze toestand kan worden bevestigd
maar dat deze los kan raken als het paneel worden opgetild of hieraan krachtig
wordt geschud.
[Diagram 5] (P.3)
A Plafond
C Paneelbevestigingsbout
•
Bedrading automatische uitblaaslamellen
In het geval van model 40, 63, 112
Verwijder de schakelkast van het hoofdapparaat. (Zie Diagram 6.)
[Diagram 6] (P.3)
A Zijframe
Leid vervolgens de stroomdraad van de uitblaaslamellenmotor via het gat in het
zijframe en het kanaal aan de nauwe zijde van het afvoergoot. (Zie Diagram 7.)
[Diagram 7] (P.3)
A Afvoergoot
B Stroomdraad (van paneel) voor uitblaaslamellenmotor
C Onderhoudsdeksel
D Regeleenheid hoofdapparaat
E Kabelbinders
F Paneelkant-aansluitstekker (wit)
G Uitblaaslamellenmotor
H Paneelkant-aansluitstekker (groen)
Sluit de stroomdraadconnector van de uitblaaslamellenmotor van het paneel ste-
vig aan op CN7V van de interne voeding in de schakelkast van het hoofdapparaat.
(Zie Diagram 8.)
[Diagram 8] (P.3)
A Interne voeding
B Stroomdraad (vanaf paneel) voor uitblaaslamellenmotor
C Ivoorkleurig
In het geval van model 125
Bij het verwijderen van de afdekplaat van de verbindingsklemmen (op twee plaat-
sen vastgeschroefd) zoals wordt getoond in Diagram 6, komt de elektriciteitsdoos
bloot te liggen. Lokaliseer nu de verbindingsklem voor de schoepmotor.
Sluit de twee verbindingsklemmen (voor de schoepmotor en de beperkings-
schakelaar), waarvan de draden van het paneel leiden, aan op de bijbehorende
verbindingsklemmen in de elektriciteitsdoos.
26
B Plafond
D Hoofdapparaat
B Hoofdapparaat
D Paneel
B Deksel schakelkast
*
Bundel de stroomdraad met de meegeleverde kabelbinder om te voorkomen
dat de draad wordt afgeklemd door het servicepaneel.
*
Forceer nooit de automatische uitblaaslamellen tijdens de montage, omdat dit
kan resulteren in systeemstoringen.
•
Decoratiepaneel bevestigen
Plaats het decoratiepaneel in de juiste positie en draai de paneelbevestingsbouten
volledig vast tot het paneel aansluit op het plafond. (Zie Diagram 9.) Daarnaast
moeten alleen in het geval van model 100, 125 de meegeleverde kruiskopschroeven
en tussenringen worden gebruikt om het paneel tegen het centrale gedeelte van
het hoofdapparaat te bevestigen. (Zie Diagram 10.)
[Diagram 9] (P.3)
A Paneelbevestigingsbout
C Hoofdapparaat
[Diagram 10] (P.3)
A Tussenring
•
Aandraaivolgorde paneelbouten
1. Schroef de twee kruiskopschroeven om en om gelijkmatig vast op het middel-
ste gedeelte van het paneel (geldt uitsluitend voor model 100, 125).
2. Nadat onderdeel 1 is voltooid, schroeft u de bevestingsbouten die u tijdelijk
hebt vastgedraaid in afbeelding 4 en 5 en de kruiskopschroeven vast. (Zie
Diagram 11.)
[Diagram 11] (P.4)
A Kruiskopschroef (geldt alleen voor model 100, 125)
B Paneelbevestigingsbout
OPMERKING:
Het paneel kan kromtrekken als de vastdraaivolgorde niet wordt aangehou-
den of als de bouten niet tijdelijk zijn vastgedraaid.
*
Draai de vier bouten gelijkmatig vast (zes bouten voor model 100, 125) zodat
er geen kieren zijn tussen het apparaatframe en het decoratiepaneel en tus-
sen het decoratiepaneel en het plafondoppervlak.
*
Als er zich kieren bevinden tussen het apparaatframe en het decoratiepaneel,
zal de luchtstroming onvoldoende zijn, wat kan resulteren in condensatie en
druppelend vocht. Daarnaast kunnen er bij kieren tussen decoratiepaneel en
plafondoppervlak paneelcondensatie en vervuiling van het plafond optreden.
(Zie Diagram 12.)
[Diagram 12] (P.4)
A Kier
*
Controleer opnieuw de ophanging van het hoofdapparaat als de installatie van
het paneel niet is gelukt.
5. Installatie servicepaneel
•
Installatie servicepaneel
Haak een zijde van het servicepaneel vast en monteer het paneel dan volgens
de volgorde die in Diagram 13 wordt getoond.
[Diagram 13] (P.4)
*
Zorg ervoor dat de veiligheidskabels aan beide zijden in de gaten van het
paneel worden vastgehaakt om ongelukken te voorkomen. (Zie Diagram 14.)
[Diagram 14] (P.5)
A Sleuf voor veiligheidskabel (in beide panelen)
6. Beweging van de automatische
uitblaaslamellen controleren
Voer de aanwijzingen uit zoals die in de installatiehandleiding van het hoofdapparaat
staan (testbedrijf) of zoals die in de gebruiksaanwijzing staan om de beweging van
de automatische uitblaaslamellen te controleren.
7. Methode voor het verdelen van de
uitblaaslucht
(Geldt alleen voor model 40, 63, 100)
•
De automatische linker en rechter uitblaaslamellen kunnen afzonderlijk wor-
den ingesteld om de uitblaaslucht te verdelen. (Zie Diagram 17.)
[Diagram 17] (P.5)
<Patroon 1>
A Vast
<Patroon 2>
A Vast
C Luchtstroom kan worden ingesteld met behulp van de afstandsbediening.
•
Methode voor het vastzetten van uitblaaslamellen
- Verwijder de deksel van de uitblaaslamellenmotor waarvan de uitblaaslam-
ellen moeten worden vastgezet.
B Plafond
D Decoratiepaneel
B Kruiskopschroef
B * Uitblaaslamellen staan vast.