Warmte-Isolatie Van De Koelstofpijpen - Mitsubishi Electric CITY MULTI PUHY-P700YSGM-A Manual De Instalación

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 35
Procedure voor luchtdichtheidsproef
1. Op druk brengen met stikstofgas
(1) Breng het met stikstof tot de ontwerpspanning (4,15 Mpa) op druk en laat het ongeveer een
dag staan om tot rust te laten komen. Indien de druk niet zakt, is de luchtdichtheid goed.
Indien de druk echter wel zakt kunt u, aangezien de plaats van het lek niet bekend is, de
volgende bellentest uitvoeren.
(2) Nadat u het systeem op de hierboven beschreven manier op druk heeft gebracht, dient u
optrompaansluitingen, gesoldeerde aansluitingen, flenzen en andere onderdelen die kunnen
lekken te bespuiten met een middel dat bellen kan vormen (Kyuboflex, etc.) en visueel te
controleren of er zich ergens bellen vormen.
(3) Na de luchtdichtheidsproef, dient u het middel dat bellen kan vormen weg te vegen.
2. Op druk brengen met koelstofgas en stikstofgas
(1) Nadat u het systeem op een druk van ongeveer 0,2 MPa heeft gebracht, brengt u het op de
bedrijfsdruk (4,15 MPa) met behulp van stikstofgas.
U dient de druk echter niet in één keer aan te brengen. Tijdens het op druk brengen dient u te
stoppen en te controleren of de druk niet zakt.
(2) U dient op gaslekken te controleren via controle van optrompaansluitingen, gesoldeerde aan-
sluitingen, flenzen en andere onderdelen die kunnen lekken door gebruik te maken van een
elektrische gaslekdetector, compatibel met R410A.
(3) Deze test kan worden gebruikt samen met de bellentest voor gaslekken.
2 Ontluchting
Pomp met gesloten kogelklep van de compressor, vanaf de serviceaansluiting
op de kogelklep van de compressor, zowel de aansluitpijpen als de binnenunit
en de warmtewisselaar leeg. Gebruik hiervoor een vacuümpomp. (Pomp altijd
leeg vanaf de serviceaansluiting van zowel de vloeistof- als de gaspijp.) Nadat
het vacuüm een waarde heeft bereikt van 650 Pa [abs], gaat u minstens nog
gedurende een uur door met leegpompen.
* Voer nooit ontluchting uit met behulp van koelstof.
[Fig. 9.3.2] (P.4)
A Systeemanalysator
B Laag-knop
D Kogelklep
E Vloeistofpijp
G Dienstopening
H 3-wegverbindingsstuk
I Klep
J Klep
L Weegschaal
M Vacuümpomp
O Buitenunit
Opmerking:
Zorg ervoor dat u de juiste hoeveelheid koelvloeistof bijvult. Sluit ook
altijd het systeem af met vloeibare koelstof. Teveel of te weinig koelstof
zal problemen veroorzaken.
U dient een verdeelventiel, vulslang en andere onderdelen voor de koel-
stof te gebruiken die staat aangegeven op het apparaat.
Gebruik een gravimeter. (Een exemplaar dat kan meten tot 0,1 kg.)
Gebruik een vacuümpomp met een keerklep voor terugstroming.
(Aangeraden vacuümmeter: ROBINAIR 14830A Thermistor Vacuum
Gauge)
Gebruik tevens een vacuümmeter die na 5 minuten bedrijf op 65 Pa [abs]
of lager komt.
3 Bijvullen van koelstof
Aangezien de gebruikte koelstof bij het apparaat niet-azeotropisch is, dient
deze in vloeibare toestand te worden bijgevuld. Vul daarom, indien de cilinder
niet is voorzien van een sifonpijp, het apparaat bij met vloeibaar koelmiddel
vanuit een cilinder die ondersteboven is geplaatst, zoals getoond in fig. 9.3.3.
Indien de cilinder voorzien is van een sifonpijp zoals getoond in de rechter-
afbeelding, kan het koelmiddel worden bijgevuld vanuit een rechtopstaande
cilinder. Bestudeer daarom de specificaties van de cilinder nauwkeurig. Indien
het apparaat wordt bijgevuld met koelstofgas, dient u alle koelstof te vervan-
gen door nieuwe koelsotf. Gebruik niet de koelstof die in de cilinder achterblijft.
[Fig. 9.3.3] (P.4)
A Afzuigpijp
B In het geval dat de cilinder geen afzuigpijp heeft

9.4. Warmte-isolatie van de koelstofpijpen

Zorg voor warmte-isolatie van de koelstofpijpen door de vloeistof- en gaspijpen
apart met hittebestendig polyethyleen van voldoende dikte te bedekken en wel zo
dat er geen gat zit bij de verbinding tussen het binnenapparaat en het isolatie-
materiaal en de isolerende materialen zelf. Wanneer de isolatie niet goed is, ont-
staan er mogelijk condensatiedruppels, enz. Geef vooral aandacht aan isolatie
van de tussenruimte boven het plafond.
[Fig. 9.4.1] (P.4)
A Staaldraad
C Olieachtige asfaltmastiek of asfalt
E Buitenkant B
C Hoog-knop
F Gaspijp
K Cilinder met R410A
N Naar binnenunit
B Pijp
D Isolatiemateriaal A
• Indien een ontvlambaar gas of lucht (zuurstof) wordt gebruikt
voor het op druk brengen, kan het ontvlammen of exploderen.
• Gebruik geen andere koelstof dan die welke staat aangegeven
op het apparaat.
• Afdichten met gas uit een cilinder zorgt ervoor dat de samenstel-
ling van de koelstof in de cilinder verandert.
• Gebruik een drukmeter, vulslang en andere specifieke onderde-
len voor de R410A.
• Een elektrische lekdetector voor R22 kan geen R410A-lekkage
detecteren.
• Gebruik geen halogeenlamp. (Hierbij kunnen geen lekken wor-
den gedetecteerd.)
Glasvezel + Staaldraad
Isolatie-
materiaal
Kleefmiddel + Hittebestendig polyethyleenschuim + Kleefband
A
Binnen
Vinylband
Buitenkant
Open vloer
Waterdichte hennepstof + Verhard asfalt
B
Buiten
Waterdichte hennepstof + Zinken plaat + Olieachtige verf
Opmerking:
Wanneer u een overdekking van polyethyleen gebruikt, is dakbedekking
met asfalt niet nodig.
Er hoeft geen warmte-isolatie te worden aangebracht voor elektrische
bedrading.
[Fig. 9.4.2] (P.4)
A Vloeistofleiding
B Gaspijp
D Afplakband
E Isolatiemateriaal
[Fig. 9.4.3] (P.4)
Pijpen door muren, vloeren en daken
[Fig. 9.4.4] (P.4)
<A> Binnenmuur (verborgen)
<C> Buitenmuur (blootgesteld)
<E> Pijpkoker op het dak
<F> Het doordringende deel op brandgrens en grensmuur
A Mof
C Bekleding
E Band
G Mof met rand
I Specie of ander onbrandbaar dichtingsmateriaal
J Onbrandbaar isolatiemateriaal
Wanneer een gat met specie wordt gevuld, bedek het doordringende deel met een
stalen plaat zodat het isolatiemateriaal niet in elkaar geduwd wordt. Gebruik voor
dit deel onbrandbare materialen voor zowel isolatie als bedekking. (Er dient geen
vinyl voor bedekking gebruikt te worden.)
Isolatiemateriaal voor de leidingen die op locatie moet worden aangebracht,
moet aan de volgende specificaties voldoen:
ø6,35 tot ø25,4 mm
Dikte
Temperatuurbestendigheid
*
Wanneer u de leidingen in een omgeving met een hoge temperatuur en/of
vochtigheid installeert, bijvoorbeeld op de bovenste verdieping van een ge-
bouw, moet u mogelijk dikker isolatiemateriaal gebruiken dan in de boven-
staande tabel wordt aangegeven.
*
Wanneer u zich moet houden aan bepaalde specificaties afkomstig van de
klant, moet u controleren of deze wel in overeenstemming zijn met de specifi-
caties uit de bovenstaande tabel.
Beperking
C Elektrische draad
<B> Buitenmuur
<D> Vloer (Waterdicht maken)
B Isolatiemateriaal
D Dichtingsmateriaal
F Waterdichte laag
H Bekledingsmateriaal
Afmeting leiding
ø28,58 tot ø41,28 mm
10 mm min.
15 mm min.
100 °C min.
61

Hide quick links:

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido