– Draai de handschroef (11) los van de verticale
geleidestang. Duw de geleidestang zover mogelijk naar
beneden en draai de bevestigingsschroef weer vast.
– Draai nu de schroefbout aan.
– Verwijder de kogelknop van de meegeleverde ketting-
geleider en plaats de kettinggeleider van onder af in het
glijblok. Zet de kogelknop weer vast.
– Plaats de veerbelaste geleidepen (16) met behulp van
de handschroef (17) in zijn laagste positie.
– Plaats de freesketting in de kettinggeleider en monteer
deze op het freesapparaat. Zorg ervoor dat uitsluitend
kettingfreesapparaten die bedoeld zijn om groeven tot
400 mm diep te frezen worden gemonteerd. Nieuwe
kettingfreesapparaten zijn uitgerust met de doorgaande
sleuf waar de geleidepen in past, om te voorkomen dat
de geleiderail tijdens het werk verschuift.
Het gebruik van kettingfreesapparaten voor andere
afmetingen is bij dit geleideframe niet toegestaan. Anders
wordt de veiligheid van het elektrische apparaat niet langer
gegarandeerd en is de fabrikant dan niet langer aanspra-
kelijk voor schade die voortvloeit uit dergelijk gebruik.
– Verplaats de kettinggeleider zo dat hij de bovenkant
van de geleiderail raakt.
– Maak de handschroef (17) los en plaats de geleidepen
in de lengtesleuf van de geleiderail. Draai de handschroef
aan.
Belangrijk: Volg de instructies op over kettingfrezen en het
vervangen van bijgeleverde kettingfreesapparaten in de
gebruiksaanwijzing voor de kettingfrees CMP 150.
Bediening
Nadat de vergrendelingshendel op de behuizing van de
schuifschoen is losgemaakt en de borgpen (7) is verwij-
derd, kan het geleideframe met behulp van de schaalver-
deling (18) in een bepaalde hoek ten opzichte van de
slede worden gedraaid, binnen een bereik tot 105°.
– De 0° positie kan worden vastgezet door de borgpen
in zijn gat te duwen.
– Plaats de geleideliniaal (19) van de schuifschoen (1) zó
dat deze gelijk ligt met de geleidekant van het werkstuk.
– Indien nodig kan de basis (20) van de schuifschoen (1)
aan het werkstuk worden vastgemaakt met behulp van
normale schroefklemmen.
– Pas de verticale hoogte van de groef met behulp van het
handwiel aan. Maak de dwarsklem los door aan de hendel
(10) te draaien en maak de spanklem van de ketting-
geleider los.
– Nadat de verticale hoogte van de groef is ingesteld, kunt
u de dwarsklem weer vastdraaien.
– Trek de, nog steeds losse, kettinggeleider in de richting
van de motor, terwijl u tegelijkertijd de borgbout (21)
op het glijblok (22) optilt om dezelfde verticale positie
als de kettinggeleider te verkrijgen.
NL
– Maak de vergrendelingshendel van de kettinggeleider
vast en duw de kettinggeleider naar voren zodat deze
door de grendel (23) wordt gegrepen.
– Pas de steekdiepte aan met behulp van de afstellingsring
(6) op de verticale geleidestang.
Belangrijk: De freesketting is een draaiend onderdeel.
Snijvlakken van de freesketting kunnen zowel tijdens
daling als tijdens stijging in werking zijn. Controleer
draairichting die op de beschermkap met een pijl is
aangegeven.
Zijwaartse druk van het freesapparaat moet altijd worden
gecompenseerd met behulp van de dwarsgeleiding.
Gevaar voor ongelukken! Als een grote groef wordt
gemaakt door met de kettingfrees naast elkaar gelegen
groeven in het werkstuk aan te brengen, wordt aangeraden
om te werk te gaan als in Figuur 3.
Transport
Plaats de schuifschoen (1) op het uiteinde van de horizontale
geleidestangen tussen de sleufveerpen (5) en de af-
stellingsring (6). Blijft de freesketting in het geleideframe
voor horizontaal groeffrezen geïnstalleerd tijdens transport,
dan moet er voor worden gezorgd dat de kettinggeleider
niet op de vloer rust, om verbuigen of verdraaien van de
geleiderail te voorkomen.
Waarschuwing: Gevaar voor beschadiging aan het
freesapparaat! Gevaar voor ongelukken!
(Figuren 1 tot 3)
Onderhoud en zorg
Van alle geleidestangen en -buizen, en vooral van
de tandheugel, moet regelmatig het vuil worden
verwijderd en deze delen moeten worden beschermd tegen
roest door middel van regelmatig smeren.
Opslag
Verpakt gereedschap kan worden opgeslagen in droge,
onverwarmde opslagruimtes waarin de temperatuur hoger
dan – 5 °C is. Onverpakt elektrisch gereedschap mag
uitsluitend worden opgeslagen in droge, daartoe geschikte
opslagruimtes, waar de temperatuur niet onder de + 5 °C
komt en waar plotselinge temperatuurverschillen worden
voorkomen.
31