Trix 193 Serie Manual De Instrucciones página 5

Informations concernant la locomotive réelle
Les familles de locos „Eurosprinter" et „Eurorunner" ne
satisfaisant plus aux dernières normes en vigueur, Siemens
présenta à l'InnoTrans 2010 à Berlin la plate-forme de locos
« Vectron » en tant qu'évolution. Deux classes de puissance
sont proposées en version pour courant alternatif, courant
continu et polycourant ainsi que diesel. Jusqu'à l'automne
2010, Siemens construisit cinq prototypes électriques dans
des versions différentes: 193 901 et 902 (polycourant - PC),
193 921 et 922 (courant atlernatif – c.a.) et 191 951 (courant
continu – c.c.). En octobre 2011 suivait une autre locomotive
pour courant continu, la 191 952.
Le châssis de base d'une Vectron est constitué de deux
longerons latéraux, d'un longeron central, de deux longrines
transversales avec pivot, de deux longrines transversales pour
transfo et des deux longrines transversales de tête. Ce châssis
peut accueillir aussi bien des bogies pour voie normale que
pour voie large. Le bogie soudé possède une glissière de boîte
d'essieu avec bras de suspension triangulaires, la transmis-
sion de la force de traction se faisant via des pivots bas et
ressorts hélicoïdaux flexibles. La caisse autoportante est con-
stituée des cabines de conduite, des parois latérales du com-
partiment machines et de trois segments de toit amovibles.
Les éléments crash situés aux extrémités des locomotives
sont censés se déformer de manière contrôlée en cas de choc
et protéger ainsi le mécanicien d'éventuelles blessures. Le
mécanisme d'entraînement est assuré par le pignon moteur à
arbre creux perfectionné, éprouvé et partiellement suspendu.
Les « Vectron » jouirent rapidement d'une grande popularité
auprès d'exploitants privés et de firmes de leasing. En-
tretemps, plus de 200 machines dans des configurations les
plus variées ont quitté les halles d'usine de Siemens.
Informatie van het voorbeeld
Omdat de locomotiefgroepen „Eurosprinter" en „Eurorun-
ner" niet langer aan de nieuwste normen beantwoord-
den, stelde Siemens op de InnoTrans 2010 in Berlijn het
locomotiefplatform „Vectron" als doorontwikkeling voor.
Deze wordt in twee vermogensklassen aangeboden, als
wisselstroom-, gelijkstroom- en multifunctionele locomotief
en bovendien als diesellocomotief. Tot in het najaar van 2010
bouwde Siemens vijf elektrische prototypes in verschillende
uitvoeringen: 193 901 en 902 (locomotief voor meer dan twee
systemen - MS), 193 921 en 922 (wisselstroom - AC) en
191 951 (gelijkstroom - DC). Met de 191 952 volgde in oktober
2011 een nieuwe gelijkstroomlocomotief.
Het onderstel van een Vectron bestaat uit twee zijstelbalken,
een middenstelbalk, twee draaitapdwarsdragers, twee
transformatordwarsdragers en kopdwarsdragers. Zowel
normale als breedspoordraaistellen kunnen ingebouwd
worden. Het gelaste draaistel heeft een wielstelvoering
met driehoekophanging, waarbij de trekkrachtoverbrenging
door diep aandrijvende draaitappen en flexicoilveren tot
stand wordt gebracht. De zelfdragende opbouw bestaat uit
de stuurcabine, de zijwanden van de machinekamer en drie
verwijderbare daksegmenten. Bumpers op de uiteinden van
de locomotief worden bij stoten gecontroleerd vervormd,
om de machinist tegen verwondingen te beschermen. De
geavanceerde, beproefde, deels afgeveerde aandrijving
door een rondsel met holle as dient als aandrijving.
De „Vectrons" genoten al snel grote populariteit bij private
ondernemingen en leasingbedrijven. Inmiddels hebben meer
dan 200 machines in de meest uiteenlopende configuraties
de ateliers van Siemens verlaten.
5