▶ Vul de boiler uitsluitend met drinkwater.
▶ Tijdens het vullen de op het hoogste punt gelegen tapkraan openen
( afb. 16, pagina 71).
▶ Voer de dichtheidstest uit ( afb. 18, pagina 71).
De testdruk mag aan de warmwaterzijde maximaal 10 bar (145 psi)
overdruk zijn.
5.3.2
Overstortventiel inbouwen (bouwzijdig)
▶ Bouw een voor drinkwater toegelaten overstortventiel (≥ DN 20) in
de koudwaterleiding in ( afb. 13, pagina 70 en afb. 14,
pagina 70).
▶ Installatiehandleiding van het overstortventiel respecteren.
▶ De uitblaasleiding van het overstortventiel moet in het tegen bevrie-
zing beschermde gebied via een afwatering uitmonden, waarbij de
plaats vrij moet kunnen worden geobserveerd.
– De uitblaasleiding moet minimaal overeenkomen met de uitlaatdi-
ameter van de veiligheidklep.
– De uitblaasleiding moet minimaal het debiet kunnen afblazen, die
in de koudwaterinlaat mogelijk is ( tab. 3, pagina 24).
▶ Instructiebord met de volgende tekst op het overstortventiel aan-
brengen "Uitblaasleiding niet afsluiten. Tijdens het verwarmen kan
bedrijfsmatig water ontsnappen."
Wanneer de rustdruk van de installatie hoger wordt dan 80 % van de aan-
spreekdruk van het overstortventiel:
▶ Drukverminderaar voorschakelen ( afb. 13, pagina 70 en afb. 14,
pagina 70).
Netdruk
Aanspreekdruk
(rustdruk)
overstortventiel
≥ 6 bar
< 4,8 bar
5 bar
6 bar
≥ 8 bar
5 bar
≥ 8 bar
6 bar
7,8 bar
10 bar
Tabel 6 Keuze van een geschikte drukverminderaar
5.4
Warmwatertemperatuursensor monteren
Monteer voor de meting en de bewaking van de warmwatertemperatuur
op de boiler een warmwatertemperatuursensor.
▶ Warmwatertemperatuursensor monteren ( afb. 15, pagina 71).
Posities van de sensormeetpunten:
• SM290-400/5E ( afb. 5, pagina 67):
sensor voor de warmtebron op positie 3 monteren. Sensor voor de
solarinstallatie op positie 7 monteren.
• SU300-400/5 ( afb. 6, pagina 68):
sensor voor de warmtebron op positie 3 monteren.
▶ Let erop, dat het sensorvlak over de gehele lengte
contact heeft met het dompelhulsvlak.
5.5
Elektrisch verwarmingselement (toebehoren)
▶ Monteer het elektrische verwarmingselement volgens de afzonderlij-
ke installatiehandleiding.
▶ Na afronding van de installatie van de boiler een randaardetest uit-
voeren. Betrek daarin alle metalen aansluitkoppelingen.
SM300/5 | SM290/5E | SM400/5E | SU300/5 | SU400/5 – 6 720 811 134 (2014/05)
Drukverminderaar
In de EU
Buiten de EU
Niet nodig
Max. 4,8 bar
Niet nodig
Max. 5,0 bar
Niet nodig
Max. 5,0 bar
Niet nodig
6
In bedrijf nemen
OPMERKING: Beschadiging van de boiler door over-
druk!
Door overdruk kunnen spanningsscheuren in de emaille-
ring ontstaan.
▶ Uitblaasleiding van het overstortventiel niet afslui-
ten.
▶ Leidingen en boiler voor de inbedrijfstelling grondig doorspoelen
( afb. 17, pagina 71).
▶ Alle modules en toebehoren conform de instructies van de leveran-
cier in de technische documenten in bedrijf stellen.
6.1
Eigenaar instrueren
WAARSCHUWING: Verbrandingsgevaar aan de tappun-
ten van het warm water!
Tijdens de thermische desinfectie en wanneer de warm-
watertemperatuur is ingesteld boven 60 °C, bestaat ver-
brandingsgevaar aan de warmwatertappunten.
▶ Wijs de eigenaar erop, dat hij alleen gemengd water
gebruikt.
▶ Werking en gebruik van de cv-installatie en de boiler uitleggen en op
veiligheidstechnische aspecten wijzen.
▶ Werking en controle van de veiligheidklep uitleggen.
▶ Overhandig alle bijbehorende documenten aan de gebruiker.
▶ Aanbeveling voor de eigenaar: sluit een onderhouds- en inspectie-
contract af met een erkend installateur. De boiler conform de gege-
ven onderhoudsintervallen ( tab. 7, pagina 28) onderhouden en
jaarlijks inspecteren.
▶ Wijs de eigenaar op de volgende punten:
– Bij opwarmen kan water uit het overstortventiel ontsnappen.
– De uitblaasleiding van het overstortventiel moet altijd open wor-
den gehouden.
– Onderhoudsintervallen moeten worden gerespecteerd
( tab. 7, pagina 28).
– Aanbeveling bij vorstgevaar en kortstondige afwezigheid van
de eigenaar: cv-installatie in bedrijf laten en de laagste warmwa-
tertemperatuur instellen.
In bedrijf nemen
6
27