7
Onderhoud
7
Onderhoud
▶ Voor alle onderhoudswerkzaamheden de boiler laten afkoelen.
▶ Reiniging en onderhoud in de opgegeven intervallen uitvoeren.
▶ Gebreken onmiddellijk herstellen.
▶ Gebruik alleen originele reserveonderdelen!
7.1
Onderhoudsintervallen
Het onderhoud moet afhankelijk van debiet, bedrijfstemperatuur en wa-
terhardheid worden uitgevoerd.
Het gebruik van gechloreerd drinkwater of onthardingsinstallaties ver-
kort de onderhoudsintervallen.
Waterhardheid in °dH
Calciumcarbonaatconcentratie in
mol/ m³
Temperaturen
Bij normaal debiet (< boilerinhoud/24 h)
< 60 °C
60...70 °C
> 70 °C
Bij verhoogd debiet (> boilerinhoud/24 h)
< 60 °C
60...70 °C
> 70 °C
Tabel 7 Onderhoudsintervallen in maanden
De waterkwaliteit kan bij het plaatselijke waterbedrijf worden opge-
vraagd.
Afhankelijk van de watersamenstelling zijn afwijkingen van de genoemde
waarden zinvol.
7.2
Onderhoud
7.2.1
Overstortventiel controleren
▶ Overstortventiel jaarlijks controleren.
7.2.2
Boiler ontkalken/reinigen
Om de reinigende werking te verbeteren, de warmtewis-
selaar voor het uitspuiten opwarmen. Door het thermo-
schokeffect raken afzettingen beter los (bijvoorbeeld
kalkaanslag).
▶ Boiler aftappen ( hoofdstuk 9, pagina 29).
▶ Open de inspectieopening op de boiler ( afb. 24, pagina 73).
▶ Onderzoek de binnenruimte van de boiler op verontreinigingen (kalk-
afzettingen).
-of-
▶ Bij kalkarm water:
controleer het vat regelmatig en verwijder kalkaanslag.
-of-
▶ Bij kalkhoudend water respectievelijk sterke verontreiniging:
boiler afhankelijk van de optredende kalkhoeveelheid regelmatig via
een chemische reiniging ontkalken (bijvoorbeeld met een geschikt
kalkoplossend middel op citroenzuurbasis).
▶ Boiler uitspuiten ( afb. 25, pagina 73).
▶ Resten met een natte/droge zuiger met kunststofbuis verwijderen.
▶ Inspectieopening met nieuwe dichting sluiten ( afb. 26 en 27,
pagina 73).
▶ Neem de boiler weer in bedrijf ( hoofdstuk 6, pagina 27).
28
3...8,4
8,5...14
> 14
0,6...1,5
1,6...2,5
> 2,5
Maanden
24
21
15
21
18
12
15
12
6
21
18
12
18
15
9
12
9
6
7.2.3
Magnesiumanode controleren
De magnesiumanode wordt door het gebruik van de boi-
ler verbruikt.
Wanneer de magnesiumanode niet goed worden onder-
houden, komt de garantie van de boiler te vervallen.
2 soorten magnesiumanoden kunnen worden gebruikt.
Als standaard ingebouwd: een niet-geïsoleerde magnesiumanode
( variant A, afb. 30, pagina 75).
Als toebehoren leverbaar: een geïsoleerde magnesiumanode
( variant B, afb. 30, pagina 75).
Wij adviseren, jaarlijks bij geïsoleerd ingebouwde magnesiumanode bo-
vendien de stroom met de anodetester te meten ( afb. 28,
pagina 74). De anodetester is als toebehoren leverbaar.
Oppervlak van de magnesiumanode niet met olie of vet in
contact laten komen.
▶ Let op eventuele vervuiling.
▶ Koudwaterinlaat afsluiten.
▶ Boiler drukloos maken ( afb. 20, pagina 72).
▶ Demonteer de magnesiumanode en controleer deze ( afb. 29 t/m
afb. 32, vanaf pagina 74).
▶ Vervang de magnesiumanode, wanneer de diameter daarvan
≤ 15 mm.
▶ Overgangsweerstand tussen de randaarde-aansluiting en de magne-
siumanode controleren.
SM300/5 | SM290/5E | SM400/5E | SU300/5 | SU400/5 – 6 720 811 134 (2014/05)