GeBRUiksBepeRkinG / veiLiGheidsaanwijzinGen
Schouderbanden en lastdragende verbinding
(Onderdeelnr. 7333211)
De borstgordel (schouderbanden en lastdragende
verbinding) is geen PBM en niet bedoeld als val-
beveiliging. De gordels mogen in verbinding met
de schoudergordels uitsluitend voor de arbeidsp-
laatspositionering volgens AS/NZS 4488.1 gebruikt
worden. Geen opvanggordel!
(Illu. 15, pagina 11)
Touwbrug (Onderdeelnr. 7333212)
De Touwbrug: Wanneer de groene mantel door
welke oorzaak dan ook beschadigd is (bijv. snijden,
hitte of schuren) of een aftasten van de kern een
verandering van de diameter of eigenschappen van
het touw aan het licht brengt dient de touwbrug
ogenblikkelijk door, of onder de supervisie van, een
bevoegde persoon vervangen te worden.
(Illu. 16, pagina 11)
Voor de vervanging mag uitsluitend het door de
fabrikant toegelaten reserveonderdeel gebruikt
worden. Controleer persé voor het opnieuw gebruik-
en van de gordel of het reserveonderdeel correct
vervangen werd. Wanneer U daartoe niet over de
nodige ervaring, vaardigheden en kennis beschikt
raadpleegt U dan een deskundige of de fabrikant
van de gordel.
Extra tests werden door de TÜV uitgevoerd met een
DMM Small Axis Swivel-SW 100 als vervanging voor
de groene ring op de touwbrug. De hier genoemde
Swivel kan daarom als alternatieve optie gebruikt
worden. (Illu. 17, pagina 11)
4.1. MONTAGE VAN RESERVEONDERDELEN
Het installeren van de materiaal-lus op tree-
MOTION / treemotion S.light
(Illu. 18-20, pagina 11)
1) De slang op de gewenste lengte van de materiaallus
afsnijden. Elastisch touw doorrijgen.
2) Elastische touw door de gaten van het basismate-
riaal van de klimgordel rijgen. Aan het ene einde een
stopknoop leggen, daarbij dient 1 cm van het touw
uit de knoop te steken. Het andere eind afsnijden.
3) Aan het andere eind ook een stopknoop leggen. Op
deze wijze kunnen naar behoefte materiaal-lussen
tussen twee gaten in het basismateriaal van het
rugpand of de beenlussen gemaakt worden.
44
5. GEBRUIKSBEPERKING
treeMOTION / treemotion S.light mag niet gebruikt
worden als valbeveiligingsharnas. De speelruimte
in de klimlijn richting topanker moet ten allen tijde
geminimaliseerd worden. Een neerstorting mag niet
mogelijk zijn. Met een neerstorting wordt een vrije
val bedoeld, met een val bijvoorbeeld het weggli-
jden van de voeten. Let altijd op de mogelijkheid
van pendelbewegingen en beheers dit risico. De
hoogte van de verbinding van de gordel met een
bevestigingspunt dient zo gekozen te worden dat
de geringste totale valhoogte bereikt wordt, terwijl
het de gebruiker nog veroorlooft de noodzakelijke
werkzaamheden uit te voeren.
Voer met dit product geen werkzaamheden uit
wanneer Uw veiligheid bij normaal gebruik of in
een noodgeval door Uw lichamelijke of geestelijke
toestand in gevaar zou kunnen komen!
Elke verandering of toevoeging is verboden en mag
uitsluitend door de fabrikant uitgevoerd worden.
6. VOOR GEBRUIK
AANDACHT SCHENKEN
AAN HET VOLGENDE!
Voor de inzet moet het product op het oog ge-
controleerd worden, om zeker te zijn dat het
compleet en gebruiksklaar is en correct functioneert.
Wanneer het product door een val belast werd
dient het ogenblikkelijk buiten gebruik gesteld te
worden. Zelfs bij de minste twijfel moet het product
terzijde gelegd worden resp. mag pas weer gebruikt
worden wanneer een vakkundige persoon na con-
trole schriftelijk toestemming gegeven heeft. Het
moet gewaarborgd zijn dat de aanbevelingen voor
het gebruik met andere bestanddelen opgevolgd
worden: Lanyards moeten voldoen aan EN 358 of
EN 354, andere componenten van het persoonlijke
opvangsysteem aan de betreffende geharmoniseerde
normen van de EU-richtlijn 89/686/EWG voldoen.
Bevestigingspunten dienen volgens de eisen van
EN795:2012 een statische last van 12 kN te houden.
LET OP: Bij het bevestigen aan de boom kunnen de
zelfde krachten optreden. Neem dat in acht bij de
keuze van de bevestigingsmethode! Zorg ervoor dat