Elektrotechnische werkzaamheden
Elektrotechnische werkzaamheden mogen alleen door elektrotechnici
worden uitgevoerd.
▶ Voor elektrotechnische werkzaamheden:
– Schakel de netspanning (over alle polen) vrij en borg deze tegen
herinschakelen.
– Controleer de spanningsloosheid.
▶ Het product heeft verschillende spanningen nodig.
Sluit de laagspanningszijde niet aan op de netspanning en omge-
keerd.
▶ Houd de aansluitschema's van de overige installatiedelen ook aan.
Overdracht aan de eigenaar
Instrueer de eigenaar bij de overdracht in de bediening en bedrijfsom-
standigheden van de cv-installatie.
▶ Leg de bediening uit – ga daarbij in het bijzonder in op alle veilig-
heidsrelevante handelingen.
▶ Wijs erop, dat ombouw of herstellingen alleen door een erkend instal-
lateur mogen worden uitgevoerd.
▶ Wijs op de noodzaak tot inspectie en onderhoud voor een veilig en
milieuvriendelijk bedrijf.
▶ Geef de installatie- en bedieningsinstructies aan de eigenaar in bewa-
ring.
Schade door vorst
Wanneer de installatie niet in bedrijf is, kan deze bevriezen:
▶ Houd de instructies voor vorstbeveiliging aan.
▶ Laat de installatie altijd ingeschakeld, vanwege extra functies zoals
bijvoorbeeld warmwatervoorziening of pomptestprogramma.
▶ Eventueel optredende storing direct oplossen.
2
Productgegevens
De module is bedoeld voor het regelen van cascadesystemen. Een cas-
cadesysteem is een verwarmingssysteem, waarin meerdere warmte-
bronnen worden gebruikt, om een groter verwarmingsvermogen te
bereiken. Zie als voorbeeld het schakelschema op pagina 86.
• De module is bedoeld voor aansturing van de warmtebron.
• De module is bedoeld voor het registreren van de buiten-, aanvoer-
en retourtemperatuur.
• Configuratie van het cascadesysteem met een bedieningseenheid
met BUS-interface EMS 2 / EMS plus. Zie de documentatie van de
regelaar.
De combinatiemogelijkheden van de module zijn te vinden in de aansluit-
schema's.
2.1
Belangrijke adviezen voor het gebruik
De module communiceert via een EMS 2/EMS plus interface met andere
EMS 2/EMS plus compatibel BUS-deelnemers.
• De module kan op bedieningseenheden met BUS-interface EMS 2/
EMS plus (Energie-Management-Systeem) worden aangesloten. Als
alternatief kan via de 0-10 V-interface op de module een externe ver-
mogens- of temperatuurvraag worden aangesloten.
• De module communiceert alleen met warmtebronnen met EMS
(cascade alleen mogelijk met TopLine serie), EMS Plus en 2-draads-
BUS (HTIII).
• Alleen warmtebronnen van dezelfde fabrikant in de installatie aan-
sluiten.
• Alleen warmtebronnen met energiedrager gas of alleen warmtebron-
nen met energiedrager olie in één installatie gebruiken (geen warm-
tepompen met BUS-interface EMS 2/EMS plus toegestaan).
• De installatieruimte moet voor de beschermingklasse conform de
technische gegevens van de module geschikt zijn.
• Wanneer een boiler direct op een warmtebron is aangesloten:
MC 400
– De systeemregelaar of de 0-10 V regelaar geeft geen informatie
over het warmwatersysteem aan en heeft geen invloed op de
warmwatervoorziening.
– Geadviseerd wordt, bij directe warmwatervoorziening een boiler
kleiner dan 400 l te gebruiken.
– Warm water inclusief de thermische desinfectie wordt direct door
de warmtebron gestuurd.
– Thermische desinfectie moet eventueel worden bewaakt met een
externe regelaar. Zie de documentatie van de externe regelaar.
– Wanneer de bewaking van de thermische desinfectie aan de
warmtebron niet mogelijk is, geen boiler direct op de warmtebron
aansluiten.
2.2
Functiebeschrijving/regelstrategieën
2.2.1
Seriële standaard cascade
De aangesloten warmtebronnen/modules worden conform de bedra-
ding in- of uitgeschakeld.
Bijvoorbeeld de warmtebron op aansluitklem BUS1 wordt als eerste, de
warmtebron op aansluitklem BUS2 als tweede enzovoort bijgeschakeld.
Wanneer de warmtebronnen worden uitgeschakeld, is de volgorde om-
gekeerd. De warmtebron, die als laatste werd ingeschakeld, wordt als
eerste weer uitgeschakeld.
De regeling houdt er daarbij rekening mee, dat het vermogen bij het in-
of uitschakelen van een warmtebron sprongsgewijs toe- of afneemt.
2.2.2
Seriële geoptimaliseerde cascade
Doel van deze regelstrategie is de warmtebronnen met zo gelijk mogelij-
ke branderlooptijden te gebruiken.
De aangesloten warmtebronnen/modules worden conform de brander-
looptijd in- of uitgeschakeld. De branderlooptijden worden elke 24 uur
vergeleken en de volgorde wordt dan opnieuw bepaald.
De warmtebron met de kortste branderlooptijd wordt als eerste, die met
de langste branderlooptijd als laatste, ingeschakeld.
Wanneer de warmtebronnen worden uitgeschakeld, is de volgorde om-
gekeerd. De warmtebron, die als laatste werd ingeschakeld, wordt als
eerste weer uitgeschakeld.
De regeling houdt er daarbij rekening mee, dat het vermogen bij het in-
of uitschakelen van een warmtebron sprongsgewijs toe- of afneemt.
2.2.3
Seriële cascade met pieklastafdekking
Deze regelstrategie is zinvol, wanneer de warmtevraag over langere ter-
mijn gelijkmatig is (basisbelasting) maar kortstondig hoger is (piekbelas-
ting).
De warmtebronnen op de aansluitklemmen BUS1 en BUS2 dekken daar-
bij de basisbelasting af. De warmtebronnen op de aansluitklemmen
BUS3 en BUS4 worden bijgeschakeld, om de energiebehoefte bij piek-
belasting af te dekken.
De warmtebronnen op de aansluitklemmen BUS3 en BUS4 worden bij-
geschakeld, wanneer de gevraagde aanvoertemperatuur tot boven een
instelbare grenswaarde toeneemt of wanneer de buitentemperatuur een
instelbare grenswaarde onderschrijdt.
Wanneer de warmtebronnen worden uitgeschakeld, is de volgorde om-
gekeerd. De warmtebron, die als laatste werd ingeschakeld, wordt als
eerste weer uitgeschakeld.
De regeling houdt er daarbij rekening mee, dat het vermogen bij het in-
of uitschakelen van een warmtebron sprongsgewijs toe- of afneemt.
2.2.4
Parallelle cascade
Deze regelstrategie moet worden gebruikt, wanneer de warmtebronnen
een gelijksoortige modulatiegraad hebben.
De warmtebronnen worden met zo gelijk mogelijke branderlooptijden
gebruikt. In de regel zijn daarbij alle warmtebronnen in bedrijf. Wanneer
alle warmtebronnen op minimaal vermogen werken, worden deze allen
in dezelfde mate modulerend aangestuurd.
Productgegevens | 57
6 720 809 453 (2014/12)