Brandclassificatie; Elektrische Aansluitingen; Aarding Van Apparatuur; Aansluitingen Op Wisselstroomcircuits - Maxeon SunPower MAX5 RES AC Serie Manual De Instrucciones

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 46
gemeten. Zonnig, koel weer en reflectie van sneeuw of water kunnen de stroom 
en het vermogen verhogen. Daarom moeten de waarden van Isc en Voc die op de 
module  zijn  gemarkeerd,  worden  vermenigvuldigd  met  een  factor  1,25  bij  het 
bepalen van de spanningswaarden van de componenten, de stroomsterkte van 
geleiders,  de  sterkte  van  zekeringen  en  de  op  de  PV‐uitgang  aangesloten 
regelaars. Als gevolg van bepaalde plaatselijk geldende richtlijnen kan een extra 
vermenigvuldigingsfactor van 1,25 nodig zijn voor de sterkte van zekeringen en 
geleiders.  SunPower  raadt  aan  om  bij  het  bepalen  van  de  maximale 
systeemspanning  gebruik  te  maken  van  de  temperatuurcoëfficiënten  voor  de 
spanning van open circuits die in de datasheets staan vermeld. 
 
 
3.1 Brandclassificatie 
De AC‐module heeft dezelfde brandclassificatie als DC‐modules.  
4.0 Elektrische aansluitingen  
Modules  mogen  alleen  worden  aangesloten  met  de  juiste  Enphase‐
wisselstroomkabel en geïntegreerde connectors. Breng geen wijzigingen aan de 
connectors aan.  
Maxeon  Solar  adviseert  een  conservatieve,  minimale  radius  voor  kabelbochten 
van 60 mm (of meer). Kabels mogen niet worden gebogen direct bij de uitgang 
van de connector of junctionbox. Het kabelsysteem van de AC‐module is voorzien 
van  vergrendelingsconnectors  die,  nadat  ze  zijn  aangesloten,  met  behulp  van 
gereedschap  moeten  worden  losgekoppeld.  Deze  handeling  beschermt 
ongetraind  personeel  tegen  het  loskoppelen  van  modules  onder  belasting. 
Enphase AC‐kabelconnectors zijn geclassificeerd en getest om de belastingstroom 
te onderbreken. Maxeon Solar raadt echter aan om altijd de groepsbeveiliging van 
het  elektriciteitsnet  uit  te  schakelen  en  de  stroom  af  te  sluiten  voordat  u  de 
connectors  aansluit  of  loskoppelt.  Installeer  een  AC‐scheidingsschakelaar  in 
overeenstemming met lokale regelgeving. 
 
4.1 Aarding van apparatuur 
Aarding van de modules is vereist volgens IEC 60364‐7‐712 en waar dit verplicht 
wordt  geacht  binnen  het  lokale  regelgevingskader.  Module‐aarding  is  zowel 
bedoeld ter bescherming als om functionele redenen. Het functionele aspect van 
deze  vereiste  is  dat  de  omvormer  of  het  stroom  genererend  apparaat 
aardfoutdetectie  en  eventuele  alarmindicaties  kan  bieden.  Maxeon  Solar  raadt 
aan om een van de volgende methoden voor de aarding van het moduleframe te 
gebruiken. Dit dient ook om corrosie als gevolg van ongelijke metalen connectors 
te  vermijden.  Maxeon  Solar  beveelt  roestvrijstalen  hardware  tussen  koper  en 
aluminium  aan.  Voer  tests  uit  om  de  aarding  te  valideren  met  temperatuur, 
zoutomgeving en hoge stroomsterkte. 
1)
Aarding met behulp van specifieke aardingsgaten: Gebruik de in het 
montageframe aangebrachte aardingsgaten om de module met een 
geschikte aardingsgeleider aan te sluiten op de constructie. 
 
2)
Aarding met klem/klauw: Er kan een klem of klauw worden geïnstalleerd 
tussen de module en de onderconstructie. Lijn een aardingsklem uit op het 
gat in het frame en plaats een aardingsbout door de aardingsklem en het 
frame. Zorg ervoor dat de gebruikte klem na bevestiging de geanodiseerde 
coating van de module goed doordringt en een geschikte geleiding tot 
stand brengt. 
 
3)
Modules kunnen  worden geaard door een  kabelschoen aan te brengen in 
een van de aardingsgaten van het moduleframe en de aardingsgeleider aan 
de  kabelschoen  te  bevestigen.  Gebruik  roestvrij  stalen  ijzerwaren  (bout, 
ringen en moer). Gebruik een ring met een stervormige buitenrand tussen 
de kabelschoen en het moduleframe om de anodisering te doordringen en 
elektrisch contact te maken met het aluminiumframe. De assemblage moet 
worden  afgesloten  met  een  moer  met  een  draaimoment  van  2,3‐2,8  Nm 
voor een bout van M4. Een borgring of ander vergrendelingsmechanisme is 
nodig om de spanning tussen de bout en de assemblage te behouden. De 
geleider moet met de schroef van de kabelschoen aan de aarding worden 
bevestigd. 
4)
Modules kunnen worden geaard met een aardklem of aardingsring of 
als  onderdeel  van  een  moduleklem.  Deze  aardingsklemmen/‐ringen 
moeten  in  staat  zijn  om  de  geanodiseerde  coating  van  het 
                  ©2021 Maxeon Solar Technologies, Ltd. Alle rechten voorbehouden. Specificaties in dit document kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.  
moduleframe  goed  te  doordringen  en  een  geschikt  elektrisch 
geleidingsvermogen tot stand brengen.  
Alle  bovenstaande  oplossingen  zijn  mogelijk,  maar  ze  moeten  voor 
aardingsdoeleinden worden getest met de montageconstructie. 
4.2 Aansluitingen op wisselstroomcircuits   
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om de netwerkcompatibiliteit 
in uw installatieregio te controleren 240/380 V of 4‐draads 2‐polig te controleren. 
De AC‐modules moeten worden aangesloten op een nutsvoorziening met de juiste 
spanning  en  frequentie  om  te  kunnen  functioneren  en  stroom  te  kunnen 
opwekken. De modules zijn geen op zichzelf staande generatoren en produceren 
geen  wisselspanning.  Ze kunnen  dus  niet  onafhankelijk  van  een  door  het 
energiebedrijf gegenereerd wisselstroomsignaal werken. De AC‐modules mogen 
alleen worden aangesloten op een afzonderlijke groep. De wisselstroomkabels en 
‐connectors  zijn  alleen  gecertificeerd  en  geschikt  voor  het  maximale  aantal 
parallelle  AC‐eenheden.  Bij  het  aansluiten  van  modules  mag  u  het  volgende 
maximum aantal modules per groep NIET overschrijden. 
Het  maximum  aantal  micro‐omvormers  dat  op  elke  wisselstroomgroep  kan 
worden aangesloten, vindt u in de datasheet van de micro‐omvormer. Dit circuit 
moet  worden  beveiligd  met  een  overstroombeveiliging.  Ontwerp  uw 
wisselstroomgroep zodanig dat deze voldoet aan de volgende limieten voor wat 
betreft het maximum aantal micro‐omvormers per groep wanneer deze met een 
overstroombeveiliging van 20 Ampère (maximum) zijn beveiligd.  
Maximum aantal* IQ 7A micro‐
omvormers per wisselstroomgroep 
(230 V)  
Regio: EU 
10 
Limieten  kunnen  verschillen.  Raadpleeg  lokale  vereisten  om  het  aantal  micro‐
omvormers per groep in uw regio te bepalen. 
LET OP! Om het risico op brand te verminderen, moet u 
een micro‐omvormer alleen aansluiten op een groep die is 
uitgerust met een maximale groepsoverstroombeveiliging 
Hieronder staan de belangrijkste installatiestappen: 
1.
Installeer het Field‐wireable connector set of lasdoos. 
2.
Plaats de Enphase Q Cable 
Per paneel: 
3.
Plaats AC module en trek de Micro uit 
4.
Verbind Micro‐omvormers naar Q Cable connector 
5.
Installeer AC Modules 
6.
Bevestig de Q Cable aan het moduleframe en de rail 
Per rij: 
7.
Maak een installatiekaart 
8.
Dop de Q cable af bij de laatste Micro‐omvormer 
9.
Verbind met de lasdoos 
10. Bekrachtig het system 
4.3 Kabelbeheer 
Gebruik  kabelklemmen  of  kabelbinders  om  de  AC‐kabel  aan  de  stelling  te 
bevestigen.  De  kabel  moet  worden 
ondersteund  om  te  voorkomen  dat  de 
kabel onnodig doorhangt volgens de lokale 
vereisten.  Let  er  bij  Performance  3  AC‐
modules  op  dat  u  de  in  de  fabriek 
voorgemonteerde DC‐kabel niet loskoppelt 
van  specifieke  kabelbinders.  Maak  van 
overtollige  bekabeling  lussen,  zodat  de 
bekabeling niet in contact komt met het dak. 
 
MAXEON SOLAR TECHNOLOGIES, LTD. 
537620 Rev.D
Maximum aantal* IQ 7A micro‐
omvormers per wisselstroomgroep 
(230 V)  
Regio: APAC 
11 
van 20 A. 
 
 4

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido