4 – LET OP! – LEES DIT EERST VOORDAT
U EEN ZENDER IN HET GEHEUGEN
GAAT OPSLAANE
De ontvanger kan alleen zenders in het geheugen opslaan die
tot een van de volgende 3 groepen coderingen behoren:
– groep bestaande uit de coderingen "O-Code", "FloR" en
"TTS";
– groep bestaande uit de codering "Flo";
– groep bestaande uit de codering "Smilo".
N.B.– Elke afzonderlijke codering biedt de mogelijkheid in de
ontvanger alleen de functies te benutten die eigen zijn aan die
bepaalde codering.
let op! – de coderingsgroep waartoe de eerste zender
die in het geheugen van de ontvanger is opgeslagen,
behoort, bepaalt ook de codering van de daaropvolgende
in het geheugen te bewaren zenders.
Om de coderingsgroep van de ontvanger te wijzigen dient u
procedure 10 – Wissen van het totale geheugen van de ont-
vanger uit te voeren.
Om te weten of er reeds zenders in het geheugen van de ont-
vanger zijn opgeslagen en de coderingsgroep waartoe zij
behoren, gaat u als volgt te werk:
01. Haal de stroomvoorziening van de ontvanger.
02. Zet de ontvanger weer onder spanning en tel het aantal
groene knipperingen van de led op de ontvanger.
03. Vergelijk nu het aantal knipperingen met onderstaande
tabel:
– 1 maal knipperen = codering Flo
– 2 maal knipperen = codering O-Code / FloR / TTS
– 3 maal knipperen = codering Smilo
– 5 maal knipperen = geen enkele zender ingevoerd
Let op! – Voordat u met de geheugenopslag van een zen-
der gaat beginnen, dient u eerst aandachtig alle manieren
van geheugenopslag door te lezen die hieronder beschre-
ven staan om te beoordelen welke hiervan het meest voor
uw specifieke geval het meest geschikt is.
5 – MANIEREN VAN GEHEUGENOPSLAG
VAN DE ZENDER: "Modus I" EN
"Modus II"
Elke besturingseenheid beschikt over een bepaald aantal
instructies die op basis van het type ontvanger geactiveerd
kunnen worden: de modellen met insteekconnector "SM"
hebben de mogelijkheid van 4 of 15 instructies; de modellen
met universele aansluiting hebben slechts de mogelijkheid
van 2 instructies
In het algemeen kunnen de instructies en de toetsen op een
zender op twee verschillende manieren gekoppeld worden:
• "Modus I". Op deze manier kunt u in een enkele keer alle
toetsen van de zender of slechts een groep daarvan (bij zen-
ders die meerdere identiteitscodes hebben zoals bijvoorbeeld
het model ON9) in het geheugen van de ontvanger opslaan.
De toetsen worden automatisch volgens een in de fabriek
vastgestelde volgorde aan de vooraf bepaalde instructies van
de besturingseenheid of aan de uitgangen van de ontvanger
in de modellen met universele aansluiting gekoppeld
• "Modus II". Op deze manier kunt u één enkele toets van de
zender in het geheugen van de ontvanger opslaan. De gebrui-
ker kan vrijelijk uit de op de besturingseenheid beschikbare
(maximaal 4) instructies kiezen of de uitgang van de ontvanger
die hij aan de uitgekozen toets wil koppelen.
NL
7