WINDSENSOR
1
2
3
1. Windrichting
2. Behuizing windvaan
3. Anemometer
4. Ingang zonne-energie
REGENMETER
Basis en trechter:
1. Regenmeter
2. Batterijvak
3. RESET knop
1. Trechter
2. Indicator
BUITENSENSOR TEMPERATUUR /
VOCHTIGHEID
1
P/N: 300102839-00004-10 REV1
72/91
4
5
2
3
C
F
4
4
1. Statusindicator LED
2. RESET gat
3. °C / °F: Selecteer temperatuureenheid
4. KANAAL-schakelaar
5. Batterijvak
STARTEN
NB Plaats de batterijen eerst in de buitensensoren
en daarna in het basisstation, lettend op de polariteit
(+ en -).
NB Wij raden u aan alkalinebatterijen te gebruiken voor
langdurig gebruik en lithium batterijen bij temperaturen
onder het vriespunt.
INSTELLEN WINDSENSOR
De windsensor meet windrichting en -snelheid.
De sensor maakt gebruik van een batterij. De sensor kan
draadloos gegevens verzenden naar een basisstation
binnen een straal van ongeveer 100 meter (328 voet).
Om batterijen te plaatsen:
1
1. Schroef de anemometer voorzichtig van de windsensor
af.
2. Plaats batterijen volgens de polariteit (+ / -) en plaats
de anemometer terug. Druk altijd op RESET nadat
u de batterijen vervangen heeft.
INSTELLEN BUITENTEMPERATUUR- / -
VOCHTIGHEIDSSENSOR
De buitensensor kan gegevens verzamelen van tot 3
kanalen.
Om de buitensensor in te stellen:
1. Schuif het batterijklepje open.
*HEUXLN NDQDDOVFKDNHODDU RP HHQ NDQDDO WH
selecteren (1, 2, 3). Controleer het gebruik van een
verschillend kanaal voor elke sensor.
3. Plaats batterijen volgens de polariteit (+ / -).
4. Druk altijd op RESET nadat u de batterijen vervangen
heeft.
5. Schuif het batterijklepje dicht.
DE REGENMETER OPSTELLEN
D e r e g e n m e t e r v e r z a m e l t r e g e n e n m e e t
neerslaggegevens. De sensor verzendt de gegevens
draadloos naar het basisstation.
2