cm; maximumhoogte 280 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N.
– Binnen de gevel blijvende kanteldeuren: maximumbreedte 350 cm;
maximumhoogte 220 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N.
N.B. – Als gevolg van de vorm van de deur of bepaalde weersomstandig-
heden (bijvoorbeeld de aanwezigheid van harde wind), kunnen deze maxi-
mumwaarden lager komen te liggen. In dit geval is het belangrijk de kracht
te meten die vereist is om de deur onder de meest ongunstige omstan-
digheden te verplaatsen, en die met de in de technische kenmerken van
de reductiemotor vermelde gegevens te vergelijken.
• Controleer of de plaats van bevestiging voor de reductiemotor en de
geleiderail in overeenstemming is met de buitenmaten van de automatise-
ring. Controleer vervolgens of het mogelijk is de op afb. 3, 4 en 5 aange-
wezen minimale en maximale ruimten aan te houden.
Let op! – Als het resultaat van deze controles niet in overeen-
stemming met de voorschriften is, kan dit model niet gebruikt
worden om uw deur te automatiseren.
3
B
A
4
5
D
D
E
B
van 65 tot 100 mm
F
G
M
STAP 4
4.1 – VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN
4.1.1 – Karakteristieke referentie-installatie
Op afb. 6, 7, 8 ziet u een voorbeeld van automatisering zien die tot stand
is gekomen met de verschillende onderdelen die compatibel zijn met dit
product. Deze componenten worden geplaatst en geassembleerd vol-
gens een karakteristiek en gebruikelijk schema. Dit zijn:
a - Elektromechanische reductiemotor
b - Geleiderails voor de wagen
c - Trekwagen
d - Mechanische stop voor het laten stoppen van de wagen in de
eindpositie
e - Knop voor het handmatig ontgrendelen van de wagen
f - Beugel om de wagen aan de deur te koppelen
g - Stel fotocellen (voor aan de wand) mod. MPQ
h - Radiografisch bedieningspaneel (voor aan de wand) mod. MKR
i - Handzender mod. MT4
l - Knop
4.1.2 – Vaststellen van de plaats van de verschillende compo-
nenten
Gebruik afb. 6, 7 en 8 als voorbeeld voor het ongeveer vaststellen van de
plaats waar u de verschillende componenten zoals die in de installatie zijn
voorzien, gaat installeren
4.1.3 – Vaststellen met welk schema de inrichtingen te verbinden
Raadpleeg afb. 10 en STAP 6 om vast te stellen met welk schema u de
inrichtingen van de installatie gaat verbinden.
4.1.4 – Controleren van het voor het te verrichten werk beno-
digde gereedschap
Voordat u het product gaat installeren dient u zich ervan te vergewissen
over al het gereedschap en het materiaal te kunnen beschikken dat nodig
is voor het uitvoeren van de werkzaamheden (zie voorbeeld op afb. 9).
Controleer bovendien of dit in goede staat verkeert en in overeenstem-
ming is met de plaatselijke regelgeving inzake veiligheid.
4.1.5 – Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden
U kunt nu de sleuven voor de buizen van de elektriciteitskabels trekken of,
als alternatief, kabelgootjes voor buiten aanleggen, bovengenoemde bui-
zen in het cement vastzetten of andere voorbereidingen treffen die ertoe
dienen de omgeving klaar te maken voor de hierna komende installatie-
werkzaamheden.
LET OP! – Plaats de uiteinden van de buizen voor doorvoer van
elektriciteitskabels vlakbij het punt waar de verschillende compo-
nenten zullen worden bevestigd.
N.B.:
• De buizen hebben tot doel de elektriciteitskabels te beschermen en
onvoorziene breuk daarvan te voorkomen, zoals bijvoorbeeld bij stoten.
• De "vaste" bedieningsorganen dienen zo geplaatst te worden dat de
deur zichtbaar is, maar uit de buurt van de bewegende delen hiervan en
op een hoogte van meer dan 150 mm.
4.2 – LEGGEN VAN DE ELEKTRICITEITSKABELS
Met uitsluiting van de voedingskabel en –stekker werkt de rest van de
installatie helemaal op laagspanning (circa 24 V); daarom kunnen de
kabels ook door niet speciaal gekwalificeerd personeel aangelegd wor-
den; wel dienen echter alle voorschriften van deze handleiding opgevolgd
te worden. Voor het leggen van de elektriciteitskabels gelieve u afb. 10 als
leidraad te nemen bij het vaststellen van het soort kabel dat u voor een
bepaalde aansluiting wilt gebruiken.
AANBEVELINGEN:
– Tijdens het leggen van de elektriciteitskabels mag u GEEN enkele
elektrische verbinding tot stand brengen.
– Laat door een bevoegde elektricien een adequaat beschermd
"Schuko" stopcontact van 16A installeren, waar u de stekker van de
reductiemotor in kunt steken. Het stopcontact moet zo geplaatst wor-
den dat nadat de stekker van de voedingskabel erin is gestoken, de
kabel niet komt te hangen bij bewegende delen of in gevarenzones.
Nederlands – 7