NL
AFSTELLING MOTORSNELHEID
Volgens de regelgeving EN 12445 moet elke automatisering de botsproeven doorstaan die met een speciaal instrument
worden uitgevoerd.
Voer de botsproeven uit en wijzig de bewegingssnelheid met behulp van de trimmer (deel 22 op afb. 15).
Mocht dit niet voldoende zijn om binnen de waarden van de grafiek in de regelgeving te komen, dan raden wij u aan een
lijst van zacht rubber op de kop van de deur aan te brengen zodat de impact kleiner wordt.
Als het, nadat u de snelheid hebt teruggebracht en een rubber lijst hebt aangebracht nog niet mogelijk is de regels in
acht te nemen, is het verplicht alternatieve inrichtingen te monteren zoals bijvoorbeeld een contactlijst op de rand van het
bewegende deel van de deur.
INSTEEKONTVANGER mod. OC (apart leverbaar)
De ontvangers hebben zelfinstelling en kunnen meerdere codes op hetzelfde kanaal in het geheugen opslaan.
De functies van de twee radiokanalen zijn:
Kanaal 1 Stap-voor-Stap
Kanaal 2 n.c.
Om de zenders in het geheugen op te slaan dient u als volgt te werk te gaan:
- Steek de ontvanger in de connector (deel 7 op afb. 15).
-Zet de besturingseenheid onder spanning en wacht dat de leds op de ontvanger uit gaan.
- Druk op de ontvanger kort op de knop van het kanaal dat opgeslagen moet worden, (P1 stap-voor-stap); de daarbij
behorende led zal nu beginnen te knipperen
Als de led dubbel knippert dient u te wachten en deze handeling opnieuw uit te voeren (u mag slechts een maal op
het knopje drukken).
-Verzend een code met de te programmeren afstandsbediening.
- Als de led op de ontvanger een langere knippering afgeeft, wil dat zeggen dat de procedure van geheugenopslag
tot een goed einde is gekomen.
- Als de code reeds in het geheugen is opgeslagen, gaan de leds van de ontvanger tegelijk knipperen.
Het is mogelijk het geheugen van de codes te resetten door de knop P1 van de ontvanger circa 15 seconden ingedrukt
te houden totdat beide leds gaan branden.
De antenne dient op de klemmen 18 (kous) en 19 (besturingseenheid) te worden aangesloten, zie afb.16.
Zie voor verdere specifieke informatie de handleiding die bij de ontvanger hoort.
EINDTEST
Verricht altijd een eindtest na de verschillende programmeringen te hebben uitgevoerd.
- Controleer of de veiligheidsinrichtingen (antibeknellingssysteem, stopknop, fotocellen, contactlijsten, etc.) goed
werken.
- Controleer of de signaleringsinrichtingen (knipperlichten, controlelampje poort open, etc.) goed werken.
- Controleer of de bedieningsinrichtingen (knop P/P, afstandsbedieningen, etc.) goed werken.
53