Aanbevelingen voor het opslaan
nl
en de inbedrijfstelling
van asynchrone motoren
Dit document is een bijvoegsel aan de algemene handleiding
"Installatie en onderhoud" ref. 3770 en 4850
• CONFORMITEIT
- De motoren zijn conform de geharmoniseerde normen EN/CEI 60034-1 en dus de laagspanningsrichtlijn 2006/95/CE
en zijn daardoor dus CE-gemarkeerd.
• ONTVANGST
- Controleer de staat van de motor. In het geval van beschadiging van de motor zelf of zelfs van de verpakking,
dient men voorbehoud aan te tekenen bij de vervoerder (in het voorkomende geval kan de herstelling niet onder
de garantie vallen).
- Controleer de juiste uitvoering van de motor aan de hand van de originele bestelling (bouwvorm, gegevens op
het typeplaatje).
• OPSLAG
- Het materiaal opslaan in een zuivere en droge ruimte, vrij van schokken, trillingen en temperatuurschommelingen
en bij een relatieve luchtvochtigheid die lager is dan 90%.
- De beugel die de rotor blokkeert niet demonteren (rollagers).
- Gelieve de fabrikant te raadplegen indien de opslagtijd langer is dan 6 maanden.
• VOOR DE INSTALLATIE
- De isolatieweerstand van de wikkelingen nakijken (de weerstand tussen een fase en de aarding dient groter te zijn
dan 10 MΩ) en de goede werking van de lagers controleren voor een motor die langer dan 6 maanden gestockeerd
werd.
- Eventueel condensatievocht laten weglopen uit de motor.
- Controleer voorafgaand aan de installatie en tijdens de gebruiksduur van de motor of de motor compatibel
met zijn omgeving.
• MONTEREN VAN DE MOTOR
- De installatie moet door bevoegd personeel uitgevoerd worden.
- De motor monteren in een omgeving die overeen komt met de bestelling (Temperatuur, Relatieve Vochtigheid,
Hoogte).
- Optillen van de motor : indien de motor is uitgerust met hijsogen, dienen deze uitsluitend om de motor op te tillen.
- De motor monteren in een positie die overeen komt met de bestelling, op een stijve en vlakke ondergrond, om vervorming
of trillingen te voorkomen.
- De bevestigingsbouten aandraaien met het goede koppel (voet- of flensuitvoering). De diameter van deze bouten
moet aangepast zijn aan de bevestigingsgaten.
- Men moet er zich van overtuigen dat de montage van de koppeling of de riemschijf gebeurt volgens de gebruikelijke
procedure. Hetzelfde geldt voor het uitlijnen van de motoras.
- Niet kloppen op de as of de koppeling tijdens de montage, de dichting niet verpletteren, niet voorbij de kraag van
de as komen.
- Let op een goede koeling van de motor. De ventilatieweg dient onder alle omstandigheden vrij te blijven.
- Controleer of de radiale belasting van de as (tengevolge van de riemspanning) niet strijdig is met de maximale
waarde die opgegeven staat in onze technische catalogi.
- De condensgaatjes dienen zich onderaan in de motor te bevinden ; de motor niet bevestigen in een positie die
afwijkt van deze vermeld op de bestelling. Indien de bescherming van de motor niet in het gedrang komt kunnen de
stopjes uit de afvoergaatjes verwijderd blijven.
- Motoren met een beschermingsklasse IP 23 moeten in een beschutte ruimte gemonteerd worden.
• ELEKTRISCHE AANSLUITING
- Het aansluiten van de kabels moet, bij uitgeschakelde motor, door bevoegd personeel gebeuren.
- De aansluitkabels en het beveiligingssysteem dienen in relatie tot de gegevens op de typeplaat gekozen te worden
(de spanningsval tijdens de aanloop van de motor moet lager blijven dan 3%).
16
1889 lg - 2019.03 / w