8.5 Actuator verification (verificatie actuator)
8.5.1 Manual displacement (Handmatige verplaatsing)
Home
Up
8.5.2 Antifoam system (antischuimsysteem)
Gebruik deze optie om het resterende niveau antischuim te controleren en om te testen of het
injectorsysteem voor antischuim juist werkt. Deze optie is nuttig om het systeem te vullen voor een
langduriger stand-bysituatie (enkele weken) of bij het uitvoeren van opstartprocedures.
Geef het aantal benodigde injecties in en volg deze procedure:
1. Er is een vulbeker voor antischuim beschikbaar in de onderdelenkit die bij het instrument
geleverd wordt. Plaats deze in de ultrasone basis van het instrument, gebruik de lasers om te
centreren en laat de plastic deur aan de voorzijde naar beneden zakken.
2. Activeer de motor om de kop van het instrument te laten zakken, waardoor de naald ongeveer
het midden van de beker moet doorboren. Raadpleeg
verplaatsing)
op pagina 247 voor gegevens over het laten zakken van de instrumentkop.
3. Druk op knop Start injection (injectie starten) en er moet te horen zijn dat de injector werkt. Er
zouden zoveel klikgeluiden gehoord moeten worden als voor het aantal injecties is ingegeven.
Daarbij moet er vloeistof uit de punt van de naald komen.
4. Na afronding van de test wordt op knop Stop injection (injectie stoppen) gedrukt en wordt de
instrumentkop teruggebracht naar de basispositie. Verwijder de beker en spoel deze goed om
met water. De beker kan bij de injectiespuit en container met antischuim worden bewaard voor
toekomstig gebruik.
8.5.3 Rim detector (Randdetector)
Selecteer deze optie om te controleren of de randdetector goed werkt. Indien er defecten worden
geregistreerd, moeten deze worden verholpen voordat het instrument voor metingen wordt gebruikt.
8.5.4 Ultrasound (Ultrasoon aan/uit)
Plaats een vinkje in het vakje om ultrasoon UIT of AAN te zetten. Test of het systeem werkt door,
met wat water in de basis van de pakkethouder, een vinger over de basis van de pakkethouder te
bewegen en te wisselen tussen AAN en UIT. Er moet een verschil merkbaar zijn.
8.5.5 Lasers (Lasers AAN/UIT)
Plaats een vinkje om de lasers UIT of AAN te zetten. Test of het systeem werkt door AAN in te
schakelen; de twee laserstralen zouden elkaar op de houder van de verpakking moeten kruisen.
Schakel naar UIT; de laserstralen moeten verdwijnen.
Down
Stoppen
(neer/naar
beneden)
Het wordt aangeraden het verplaatsingsproces te controleren met de twee verschillende
instellingen voor snelheid door op deze twee knoppen te drukken (schildpad voor laag,
haas voor snel).
Druk op het pictogram met de pijl omhoog om de naald terug te laten gaan naar de
standaard positie.
Druk op het pictogram met de pijl omlaag om de naald te laten zakken zonder de
doorborende assemblage te verplaatsen.
Druk op de pictogrammen om de vereiste bewerking op de
doorborende assemblage uit te voeren.
De huidige positie wordt aan de linkerzijde van het scherm
getoond terwijl de assemblage ofwel naar boven of naar
beneden beweegt.
Manual displacement (Handmatige
Nederlands 247