3.
Wachten tot de maai-inrichting stilvalt.
Na de machine stopgezet te hebben, moet men enkele
seconden wachten vooraleer het maaimechanisme tot stilstand
komt.
BELANGRIJK
Schakel de machine altijd uit.
• Tijdens verplaatsingen tussen werkzones.
• Bij het oversteken van oppervlaktes zonder gras.
• Elke keer wanneer men een hindernis moet overkomen.
• Vooraleer de snijhoogte af te stellen.
• Elke keer dat de opvangzak wordt verwijderd of gemonteerd.
• Elke keer dat de zijdelingse aflaatdeflector wordt verwijderd of ge-
monteerd (indien voorzien).
•
6.6
NA HET GEBRUIK
1.
Reinig de machine (par. 7.3).
2.
Vervang, indien nodig, de beschadigde onderdelen en klem
eventueel schroeven en moeren die losgekomen zijn weer vast.
BELANGRIJK
Verwijder de contactsleutel elke keer wanneer u
de machine ongebruikt of onbewaakt achterlaat.
7.
ONDERHOUD
7.1
ALGEMEEN
De veiligheidsnormen die in acht genomen moeten wor-
den, zijn beschreven in hfdst. 2. Neem deze aanwijzingen strikt in
acht om geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
Vooraleer eender welke controle, reiniging of ingreep voor
onderhoud/afstelling op de machine uit te voeren:
• Zet de machine stil.
• Verwijder de veiligheidssleutel (laat de sleutel nooit in de
houder zitten en houd hem buiten het bereik van kinderen
en ongeschikte personen).
• Verzeker u ervan dat alle bewegende delen volledig stilstaan.
• Laat de motor eerst afkoelen vóór de machine in elke wille-
keurige ruimte op te bergen.
• Lees de desbetreffende instructies.
• Draag geschikte kledij, werkhandschoenen en een bescher-
mende bril.
• De frequenties en de soorten ingrepen zijn samengevat in de
"Tabel Onderhoud". Het doel van de tabel is om uw machine een
optimale conditie te laten behouden. Hierin staan de voornaamste
ingrepen en de tijden waarop ze uitgevoerd moeten worden. Voer
de desbetreffende handeling uit in functie van de eerstkomende
vervaldatum.
• Het gebruik van niet originele of niet correct gemonteerde wissel-
stukken en toebehoren kan negatieve gevolgen hebben op de
werking en de veiligheid van de machine. De fabrikant wijst alle
aansprakelijkheid af in geval van schade, letsels of ongevallen
veroorzaakt door die producten.
• De originele wisselstukken worden geleverd door de geautoriseer-
de dienstencentra en wederverkopers.
Alle werkzaamheden voor onderhoud en
BELANGRIJK
afstelling die niet in deze handleiding beschreven zijn, moeten uitge-
voerd worden door uw Wederverkoper of door een gespecialiseerd
Centrum.
7.2
ACCU
7.2.1
Autonomie van de accu
De autonomie van de accu (en dus de oppervlakte van de gazon
die bewerkt kan worden alvorens de accu weer op te laden) hangt
hoofdzakelijk af van:
a.
Omgevingsfactoren, die leiden tot een grotere
energiebehoefte:
– Maaien bij dik, hoog, vochtig gras.
b.
Maaibreedte van de machine ; hoe groter de maai-
breedte, hoe groter de energiebehoefte.
c.
Gedrag van de bediener, die de volgende punten
moet vermijden:
– De machine vaak aan- en uit te schakelen tijdens het werken.
– Een te lage maaihoogte ten opzichte van
de condities van het gras.
– Een te hoge voortbewegingssnelheid vergeleken met
de hoeveelheid gras die gemaaid moet worden.
OPMERKING
Tijdens het werk, is de accu tegen volledige ont-
lading beschermd door een beschermingssysteem dat de machine
uitschakelt en de werking ervan blokkeert.
Om de autonomie van de accu te optimaliseren, raadt men aan:
– Het gras te maaien wanneer de gazon droog is.
– Het gras vaak te maaien om te vermijden dat het tè hoog groeit.
– Een hogere maaihoogte in te stellen wanneer
het gras hoger staat en een tweede maaibeurt
uit te voeren op een lagere hoogte.
– De machine niet te gebruiken in de functie
"mulching" bij heel hoog gras.
– De functie "Eco" gebruiken (par. 5.2.4).
Indien men de machine met langere werkbeurten wenst te gebruiken
dan wat mogelijk is met de standaard-accu, kan men:
– Een tweede standaard-accu kopen om de platte
accu onmiddellijk te vervangen, zonder de
continuïteit in het gedrang te brengen.
– Een accu kopen met grotere autonomie dan
de standaard-accu (par. 13.2).
7.2.2
Verwijdering en opladen van de accu
1.
Open het toegangsluik naar het accucompartiment en verwijder
de veiligheidssleutel.
2.
Druk op de knop op de accu (Afb.22.A) en verwijder ze
(Afb.22.B).
3.
Plaats de accu (afb.23.B) in de zitting van de acculader
(afb.23.C).
4.
Verbind de acculader aan een stopcontact, met een spanning
die overeenstemt met wat aangegeven is op het plaatje.
5.
Laad de accu volledig op en volg hierbij de aanwijzingen die in
het instructieboekje van de accu /acculader aangegeven zijn.
OPMERKING
De accu is voorzien van een bescherming die
de herlading ervan verhindert indien de omgevingstemperatuur niet
tussen 0 en +45°C is.
OPMERKING
De accu kan op eender welk moment, ook ge-
deeltelijk, opgeladen worden, zonder risico op beschadiging.
7.2.3
Hermontage van de accu op de machine
Na volledig opladen:
1.
Verwijder de accu uit zijn zitting in de acculader (vermijd de accu
te lang in de oplader te laten, na vervollediging van de lading).
2.
Ontkoppel de acculader van het elektrisch netwerk.
Open het luikje voor toegang tot de accuholte (afb.24.A), plaats
3.
de accu (afb.24.B) in zijn zitting door deze er stevig in te duwen
tot u de "klik" hoort die de accu in zijn positie blokkeert en het
elektrisch contact verzekert.
Hersluit het luikje volledig.
NL - 8