7.3
REINIGING
Reinig de machine na ieder gebruik volgens de volgende aanwij-
zingen.
7.3.1
Reiniging van de machine
• Verzeker u er steeds van dat de luchtgaten vrij zijn van afval.
• Gebruik geen waterstralen en vermijd de motor en de elektrische
onderdelen nat te maken (afb.26).
• Gebruik geen agressieve vloeistoffen om het chassis te reinigen.
• Houd de motor vrij van gewasresten, bladeren of overtollig vet om
brandrisico te vermijden.
• Houd de hendels, de display en de knoppen altijd vrij van resten.
7.3.2
Reiniging van de snijgroep
Verwijder grasresten en opgezamelde aarde binnenin het chassis.
In geval van zijdelingse aflaat: verwijder de aflaatde-
flector (indien gemonteerd - par. 6.1.2d.).
7.3.3
Reiniging van de opvangzak (Afb.27.A/B)
7.4
MOEREN EN SCHROEVEN VOOR BEVESTIGING
Houd de schroeven en moeren goed vastgedraaid, om er zeker van
te zijn dat de machine altijd veilig werkt.
7.5
REINIGING VAN DE LUCHTFILTER
Het filterelement moet altijd goed schoon gehouden worden. Ga
als volgt te werk:
1.
Reinig de zone rond het rooster van de luchtfilter.
2.
Verwijder het rooster (afb.28.A) door de schroef
(afb.28.B) los te draaien.
3.
Verwijder het filterelement (afb.31.A).
4.
Blaas op de filter of was hem in water (Afb.29.A) om
stof en afval te verwijderen.
5.
Plaats het filterelement (Afb.29.A) opnieuw in de
zitting, hermonteer het rooster en draai de schroef
vast (Afb.28.A) en (Afb.28.B).
• Stevige werkhandschoenen dragen.
• De machine vastnemen op punten waar u een stevige grip
hebt, rekening houdend met het gewicht en de spreiding van
het gewicht.
• Een beroep doen op een toereikend aantal personen die het
gewicht van de machine kunnen heffen.
8.
BUITENGEWOON ONDERHOUD
Vooraleer eender welke controle, reiniging of ingreep voor
onderhoud/afstelling op de machine uit te voeren:
• Zet de machine stil.
• Verwijder de veiligheidssleutel (laat de sleutel nooit in de houder
zitten en houd hem buiten het bereik van kinderen en ongeschikte
personen).
• Verzeker u ervan dat alle bewegende delen volledig stilstaan.
• Laat de motor eerst afkoelen vóór de machine in elke willekeurige
ruimte op te bergen.
• Lees de desbetreffende instructies.
• Draag geschikte kledij, werkhandschoenen en een beschermen-
de bril.
8.1
MAAIMECHANISME
Een botte maai-inrichting rukt het gras uit een veroorzaakt de verge-
ling van het gazon.
Raak de maai-inrichting niet aan totdat de sleutel verwij-
derd is en de maai-inrichting volledig stilstaat.
Alle handelingen die betrekking hebben op de maai-in-
richtingen (demontage, slijpen, in balans brengen, herstelling,
hermontage en/of vervanging) vergen een specifieke vaardig-
heid en het gebruik van geschikt gereedschap; uit veiligheids-
overwegingen moeten deze handelingen daarom steeds uitge-
voerd worden in een Gespecialiseerd centrum.
Laat de beschadigde, geplooide of versleten maai-inrich-
tingen steeds als geheel vervangen, samen met de schroeven,
om de balans te behouden.
BELANGRIJK
Gebruik steeds originele maaimechanismen,
met de code als aangegeven in de tabel "Technische Gegevens".
Gezien de ontwikkeling van het product, kunnen de maai-inrichtin-
gen aangegeven in de "Technische Gegevens" in de loop van de tijd
vervangen worden door andere, met soortgelijke eigenschappen
voor wat betreft verwisselbaarheid en functionele veiligheid.
9.
STALLING
9.1
STALLING VAN DE MACHINE
Wanneer de machine gestald moet worden:
1.
Laat de motor afkoelen.
Verwijder de contactsleutel.
2.
3.
Reinig de machine (par. 7.3).
4.
Controleer de integriteit van de machine.
5.
Berg de machine op:
• In een droge ruimte.
• Beschermd tegen slechte weersomstandigheden.
• Buiten bereik van kinderen.
• Na zich ervan verzekerd te hebben de sleutels of werktuigen die
voor het onderhoud gebruikt werden, verwijderd te hebben.
9.2
STALLING VAN DE ACCU
De accu moet in op een schaduwrijke, frisse plaats bewaard worden,
waar er geen vochtigheid is.
OPMERKING In geval van langdurige inactiviteit moet men de ac-
cu's om de twee maanden opladen, om de duur ervan te verlengen.
10. HANTERING EN TRANSPORT
Telkens wanneer de machine verplaatst, geheven, vervoerd of over-
geheld moet worden, moet men:
• De machine uitschakelen (par. 6.5) en wachten tot alle bewegende
delen stilstaan.
• Stevige werkhandschoenen dragen.
• De machine vastnemen op punten waar u een stevige grip hebt,
rekening houdend met het gewicht en de spreiding van het
gewicht.
• Een beroep doen op een toereikend aantal personen die het ge-
wicht van de machine kunnen heffen.
• U ervan te verzekeren dat de bewegingen van de machine geen
schade of letsels veroorzaken.
Wanneer men de machine met een wagen of aanhangwagen ver-
voert, moet men:
• Opritten gebruiken met geschikte weerstand, breedte en lengte.
• De machine laden met de motor uitgeschakeld, en ze op de oprit
duwen met behulp van een geschikt aantal personen.
• De snijgroep omlaag brengen.
• De machine zo plaatsen dat deze geen gevaar veroorzaakt.
• Ze stevig aan het vervoersmiddel bevestigen met koorden of ket-
tingen om te vermijden dat ze kantelt.
NL - 9