3.3 Radiomodus – Passieve locatie van stroombronnen
Radiosignalen worden gevormd door een radiozender met een lage
frequentie en worden gebruikt voor uitzendingen en communicatie. Ze
zijn in de hele wereld geplaatst. Omdat de frequenties zeer laag zijn,
hebben de signalen de neiging binnen te dringen om de kromming van
510
de aarde te raken. Wanneer de signalen een lange geleider, zoals een pijp
of kabel, kruisen worden de signalen opnieuw uitgestraald. Het zijn deze
opnieuw uitgestraalde signalen die kunnen worden gedetecteerd door de
Radiomodus.
Het zoeken van radiosignalen lijkt sterk op het detecteren van
stroomsignalen als ze allebei passief zijn. Met de methode van de
Radiomodus, zult u metalen stroombronnen detecteren, zoals pijpen,
maar ook spanningvoerende of spanningsloze kabels. Zoeken van niet-
metalen buizen en leidingen zal mogelijk zijn na het plaatsen van een
metalen trekveer of kabel.
1. Schakel de ontvanger in door de voedingsknop 2 seconden in te drukken.
2. Druk herhaaldelijk op de knop "
" tot Radio is geselecteerd.
3. Volg de stappen zoals beschreven in Ontvanger zoeken sectie 3.1.
De linker-/rechterpijlen zijn niet actief tijdens passieve locatie
3.4 Inductiemodus – Locatie van stroombronnen zoeken
De inductiemodus is vooral nuttig voor het identificeren van de locatie van meerdere begraven stroombronnen
voordat u begint te graven. Inductiemodus kan ook worden gebruikt voor het zoeken van individuele kabels waar
er geen toegang is tot de lijn om testsnoeren of een klem aan te sluiten. Deze methode is echter wellicht niet
betrouwbaar als aangrenzende lijnen aanwezig zijn omdat het signaal ook zal worden toegepast op deze lijnen.
Als er geen testsnoeren of een signaalklem zijn aangesloten op de zender, start de zender automatisch met het
uitstralen van een signaal errond met een interne antenne. Deze signalen zullen in de grond dringen en koppelen
met begraven lijnen. Het signaal zal dan langs de lijn die kan worden gedetecteerd met de ontvanger lopen.
Met de methode van de Inductiemodus, zult u metalen stroombronnen detecteren, zoals pijpen, maar ook
spanningvoerende of spanningsloze kabels. Zoeken van niet-metalen buizen en leidingen zal mogelijk zijn na het
plaatsen van een metalen trekveer of kabel.
Inductiemodus – De zender installeren
Wanner u de Inductiemodus gebruikt, plaatst u de zender op minstens 20 m van elke structuur, zoals een gebouw
of een toren om te verhinderen dat het signaal wordt verstoord. Voer vóór het zoeken een visuele inspectie uit van
het gebied en zoek aanwijzingen waar een stroombron kan aanwezig zijn, zoals transformators, mangaten, straat, of
parkeerlampen enz.
> 20 m
Het signaal zal zowel rond de zender als eronder uitstralen. Het is dus aanbevolen bij het toepassen van een signaal
met de Inductiemodus, een afstand van minstens 20 m van de zender te behouden bij nauwkeurige bepaling of
bij het uitvoeren van diepteaflezingen. Hoewel u het dichter van 20 m kunt plaatsen, moet de operator zich ervan
bewust zijn dat het signaal dat direct van de Zender wordt ontvangen, sterk genoeg zijn om de resultaten te
beïnvloeden.
12