IST_NM libro05_2013:IST_GX 01_06 30/04/13 16.37 Pagina 27
4. Leidingen
De binnendiameter is afhankelijk van de gewen-
ste opbrengst. Indien mogelijk dient men leidin-
gen
te
kiezen
diameter dat de vloeistofstroom niet hoger is dan
1,5 m/s voor zuigzijde en 3 m/s voor perszijde.
De leidingdiameters mogen nooit kleiner zijn dan
de pompaansluitingen.
Men dient zich ervan te verzekeren dat de bin-
nenzijde van de leidingen schoon zijn voordat de
pomp wordt geïnstalleerd.
Bevestig alle leidingen middels steunpunten en
verbind ze zo dat er geen mechanische krachten
op het pomphuis worden uitgeoefend.
Tevens dient men ervoor te zorgen dat er geen
trillingen van de leidingen naar het pomphuis
worden doorgegeven (fig. 2).
c
d
Voorkom luchtzakken in de zuigleiding:
a) excentrisch verloopstuk
b) afsluiter met horizontaal handwiel
c) zuigleiding moet luchtdicht en oplopend
richting pomp uitgevoerd zijn om lucht-
zakken tevoorkomen.
Voorkom trillingen van de leidingen
naar het pomphuis:
d) bevestig de zuigleiding middels steunpunten.
fig 2: aansluiting van de leiding.
De zuigleiding moet luchtdicht en oplopend ri-
chting pomp zijn om luchtzakken te voorkomen.
Gebruik een excentrisch verloopstuk om de
zuigaansluiting met een horizontale leiding van
een grotere diameter te verbinden.
Bij een negatieve voordruk (zuigbedrijf) dient
men een voetklep met zuigkorf, die altijd
ondergedompeld blijft, te plaatsen.
Bij aanzuiging uit een opslagtank plaatst men een
terugslagklep.
Bij een positieve voordruk plaatst men een schui-
fafsluiter.
Volg de lokale verordeningen als de pomp als
drukverhogingspomp in het (drink)waterleidingnet
wordt toegepast.
Plaats een schuifafsluiterklep in de persleiding
om de pompopbrengst, druk en vermogen te re-
gelen.
Installeer altijd een manometer.
Bij een totale opvoerhoogte aan de perszijde van
meer van 15 m, dient men tussen de pomp en de
schuifafsluiterklep een terugslagklep te plaatsen.
Dit ter bescherming van de pomp tegen waterslag.
met
een
zodanige
b
a
4.93.040
5. Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting moet uitge-
voerd worden door een gekwalificeerd
elektriciën overeenkomstig de plaatselijke
verordeningen.
Volg alle veiligheidsinstructies.
De pompset dient op een juiste wijze geaard te
zijn. Verbind de aarde in de aansluitdoos met het
gemerkte teken
.
Vergelijk de frequentie en voltage
met de waarden op het typeplaatje en sluit de fasen
aan overeenkomstig het schema in de aansluitdoos.
Bij motorvermogens boven 5,5 kW voorkom
directe inschakeling. Plaats een schakelkast
met ster/driehoekschakelaar of andere start-
voorziening.
LET OP: geen metalen voorwerpen in de
kabel opening tussen aansluitdoos en
stator laten vallen, anders motor demonte-
ren en voorwerp verwijderen.
Installeer een schakelaar waarbij elke fase
van de toevoer uitgeschakeld kan worden.
De opening tussen de contacten dient minimaal 3
mm te zijn.
Bij een 3-fase motor dient men een motorbeveili-
ging, overeenkomstig de nominale motorstroom,
te gebruiken.
6. Starten
LET OP: laat de pomp nooit droog-lo-
pen.
Start de pomp nadat het pomphuis door de
daarvoor bestemde opening volledig is gevuld
met vloeistof.
Bij zuigbedrijf moet de zuigleiding en de pomp via
ontluchtingsklep gevuld zijn.
Fig 3 vullen
Als men werkt bij een positieve voordruk, vult men
de pomp door de zuigklep langzaam volledig te
4.93.141
27