N.B.: Sluit de pomp nooit aan op een condensator of
een besturingskast van een ander type dan de
CU 300 of CU 301.
Sluit de pomp nooit aan op een externe frequentie-
omvormer.
4.2 Motorbeveiliging
De motor is uitgerust met een ingebouwde thermi-
sche overbelastingsbeveiliging; extra motorbeveili-
ging is niet nodig.
4.3 Aansluiten van de motor
De motor is uitgerust met een ingebouwde starter en
kan daarom rechtstreeks op het elektriciteitsnet wor-
den aangesloten.
De pomp kan met een drukschakelaar in- en uitge-
schakeld worden (zie afb. 4).
N.B.: De drukschakelaar moet geschikt zijn voor de
max. stroomsterkte van de desbetreffende pomp.
Afb. 4
N
L
Drukschakelaar
P
5. Installatie
5.1 Algemeen
Voordat u met werkzaamheden aan de
pomp/motor begint, dient u er zeker van te
zijn dat de voedingsspanning naar de
pomp is afgeschakeld en niet per ongeluk
kan worden ingeschakeld.
N.B.: Gebruik de motorkabel niet om de pomp te
laten zakken of op te hijsen.
Het losse typeplaatje dat bij de pomp wordt geleverd,
dient in de directe omgeving van de installatieplaats
te worden opgehangen.
84
5.2 Montage van het pompgedeelte op de
motor
Monteer het pompgedeelte als volgt op de motor:
1. Zet de motor vast in een bankschroef (zie afb. 5).
Afb. 5
100 mm
2. Smeer het aseinde van de motor met het bijgele-
verde vet.
3. Schroef het pompgedeelte aan de motor vast. Er
kan een Engelse sleutel (bahco) worden gebruikt
voor de klemvlakken van het pompgedeelte (zie
afb. 5).
Een deugdelijke montage houdt in dat er geen vrije
ruimte is tussen het pompgedeelte en de motor.
5.3 Demontage van de terugslagklep
Indien de terugslagklep niet nodig is, kan deze op de
volgende wijze gedemonteerd worden.
1. De klepgeleiding verwijderen met een zijkniptang
(zie afb. 6).
2. Houd de pomp op zijn kop.
3. Controleer of alle losse onderdelen uit de pomp
gevallen zijn.
Afb. 6
N.B.: Type SQE-NE wordt zonder terugslagklep
geleverd.
De terugslagklep kan bij GRUNDFOS in de werk-
plaats, indien gewenst, worden gemonteerd.
5.4 Aansluiten van de kabelplug op de
motor
De kabelplug is in de fabriek gesmeerd. Controleer
of de kabelplug correct gesmeerd is.
Monteer de kabelplug als volgt:
1. Controleer of de kabel van het juiste type is en of
de dwarsdoorsnede en lengte kloppen.
2. Controleer of het elektriciteitsnet op de locatie
correct op de aarde is aangesloten.
3. Controleer of de motorsok schoon en droog is.
4. Druk de kabelplug in de motorsok (zie afb. 7).
30 mm