OBJ_BUCH-757-007.book Page 80 Tuesday, June 21, 2011 10:16 AM
80 | Nederlands
Als u de functie schokwaarschuwing wilt uitschakelen, drukt
u de toets Schokwaarschuwing 2 eenmaal of, nadat de
schokwaarschuwing is gegeven (schokwaarschuwingsindica-
tie 1 knippert rood), tweemaal in. Als de schokwaarschuwing
uitgeschakeld is, gaat de schokwaarschuwingsindicatie 1 uit.
Met de afstandsbediening kan de schokwaarschuwing niet
worden in- of uitgeschakeld, maar alleen na de activering op-
nieuw worden gestart.
Waterpasnauwkeurigheid rotatielaser
Nauwkeurigheidsinvloeden
De grootste invloed oefent de omgevingstemperatuur uit.
Vooral vanaf de grond naar boven toe verlopende tempera-
tuurverschillen kunnen de laserstraal afbuigen.
De afwijkingen zijn relevant vanaf een meettraject van ca.
20 meter en kunnen bij 100 meter zelfs het twee- tot viervou-
dige van de afwijking bij 20 meter bedragen.
Omdat de temperatuurverschillen bij de grond het grootst
zijn, dient u het meetgereedschap vanaf een meettraject van
20 meter altijd op een statief te monteren. Plaats het meetge-
reedschap bovendien indien mogelijk in het midden van het
werkvlak.
Nauwkeurigheidscontrole van het meetgereedschap
Behalve externe invloeden, kunnen ook apparaatspecifieke
invloeden (zoals een val of een hevige schok) tot afwijkingen
leden. Controleer daarom altijd voor het begin van de werk-
zaamheden de nauwkeurigheid van het meetgereedschap.
Voor de controle heeft u een vrij meettraject van 20 meter op
een vaste ondergrond tussen twee muren A en B nodig. U
moet – bij een horizontale stand van het meetgereedschap –
een omslagmeting over beide assen X en Y (positief en nega-
tief) uitvoeren (vier complete metingen).
– Monteer het meetgereedschap in de horizontale stand
dicht bij muur A op een statief 37 (toebehoren) of plaats
het op een stevige en vlakke ondergrond. Schakel het
meetgereedschap in.
❆
✷ ✂ ✄
– Richt na het nivelleren de laserstraal in de puntfunctie op
de nabijgelegen muur A. Markeer het midden van de punt
van de laserstraal op de muur (punt I).
1 619 929 J21 | (21.6.11)
❆
✶ ☎ ✂ ✆
– Draai het meetgereedschap 180°, laat het nivelleren en
markeer het midden van de punt van de laserstraal op
muur B aan de andere kant (punt II).
– Plaats het meetgereedschap – zonder het te draaien –
dicht bij muur B, schakel het in en laat het waterpassen.
❆
– Stel het meetgereedschap in hoogte zo af (met behulp van
het statief of indien nodig door er iets onder te plaatsen),
dat het midden van de punt van de laserstraal precies de
eerder gemarkeerde punt II op muur B raakt.
❆
✁
– Draai het meetgereedschap 180° zonder de hoogte te ver-
anderen. Laat het waterpassen en markeer het midden van
de punt van de laserstraal op muur A (punt III). Let erop
dat punt III zoveel mogelijk recht boven of recht onder
punt I ligt.
– Het verschil d tussen beide gemarkeerde punten I en III op
muur A levert de feitelijke afwijking van het meetgereed-
schap voor de gemeten as op.
Herhaal de meting voor de andere drie assen. Draai daarvoor
het meetgereedschap voor het begin van elke meting telkens
90°.
Op het meettraject van 2 x 20 = 40 m bedraagt de maximaal
toegestane afwijking:
40 m x 0,1 mm/m = 4 mm.
Het verschil d tussen de punten I en III mag daarom bij elk van
de vier metingen hoogstens 4 mm bedragen.
✁
✁
✁
✶ ☎ ✂ ✆
Bosch Power Tools