Als er een risico is dat de boom niet in de
gewenste richting valt of als de boom naar
achter kantelt en het blad vastklemt, stop
dan met zagen voordat de zaagsnede is
voltooid en gebruik geschikte wiggen om de
snede te openen en de boom in de gewenste
valrichting te laten vallen.
Verwijder de kettingzaag uit de snede zodra
de boom begint te vallen. Laat de aan/uit-
knop los zodat de kettingzaag stopt en
gebruik het geplande terugtrekpad (C).
Let op vallende takken boven uw hoofd en
zorg ervoor dat u uw evenwicht niet verliest.
De zaagketting controleren
Een scherpe zaagketting produceert grof
zaagsel terwijl een botte ketting fi jn zaagsel
produceert. Als de zaagketting bot is, moet
de kettingzaag tegen de boom gedrukt
worden om in te kunnen schakelen en er is
een risico dat de zaag terugslaat.
Als de ketting bot is geworden, slijpt u
de tanden met behulp van een vijl met
vijlopzetstuk (A), een platte vijl (B) en een
dieptemeter (C).
A
B
C
Wees voorzichtig en draag handschoenen bij
het slijpen van de tanden.
Vervang de zaagketting wanneer de tanden
helemaal zijn versleten.
De ketting slijpen
Haal de stekker van de kettingzaag uit het
stopcontact voordat u begint met slijpen!
1. Zet het blad van de kettingzaag vast in
een bankschroef of een zaaggroef in een
boomstam. De kettingzaag moet zo goed
mogelijk worden vastgezet.
2. De kettingtanden wijzen afwisselend in
de tegenovergestelde richting van elkaar.
Slijp eerst de ene set tanden, draai de
zaag daarna om en slijp de andere set
tanden. De tanden moeten geslepen
worden vanaf zijkant waar ze uitsteken.
Markeer de eerste tand met een pen
of een soortgelijk hulpmiddel zodat u
kunt zien wanneer u alle tanden van de
ketting hebt geslepen.
3. Plaats de vijl tegen een tand en druk
hem naar voren in een hoek van 30° ten
opzichte van het blad.
Trek de vijl niet naar achter, maar til hem
op en vijl weer in voorwaartse richting.
Haal de vijl even vaak over elke tand.
30°
NL
131