Descargar Imprimir esta página

Handbediende Werking; Speciale Toepassingen - FAAC 391 Manual De Instrucciones

Ocultar thumbs Ver también para 391:

Publicidad

5.5. PLAATSING VAN DE MECHANISCHE
AANSLAGEN
De 391-aandrijving wordt standaard geleverd met mechanische
stopinrichtingen voor het openen en sluiten, dit is om de installatie te
vereenvoudigen, aangezien wordt vermeden dat mechanische
aanslagen moeten worden gebruikt. De mechanische stopinrichtingen
worden in de onderkant van de aandrijving bevestigd, gekoppeld
aan een tandwielsegment. Om de stopinrichtingen op correcte wijze
te monteren moet als volgt worden
gehandeld:
M
ECHANISCHE STOPINRICHTING BIJ OPENING
Zet de aandrijving op handmatige
werking, zie paragraaf 7.
Zet de vleugel met de hand helemaal
open.
Breng de mechanisch aanslag zo dicht
mogelijk in de buurt van de rechte arm, en
draai de twee bevestigingsschroeven vast.
• Controleer of het tandwielsegment op de juiste wijze
gekoppeld is.
M
ECHANISCHE STOPINRICHTING BIJ SLUITING
• De mechanische stopinrichting voor het sluiten moet uitsluitend
worden gebruikt als een mechanische aanslag voor het
sluiten van de vleugel ontbreekt.
• De mechanische stopinrichting voor het sluiten garandeert
niet dat de vleugel vergrendeld is in geval van inbraak
Zet de aandrijving op handmatige werking, zie paragraaf 7.
Sluit de vleugel met de hand helemaal.
Breng de mechanisch aanslag zo dicht mogelijk in de buurt van de
rechte arm, en draai de twee bevestigingsschroeven vast.
• Controleer of het tandwielsegment op de juiste wijze
gekoppeld is.
6. TEST VAN HET AUTOMATISCHE SYSTEEM
• Schakel, als alle noodzakelijke elektriciteitsaansluitingen zijn gemaakt,
de voeding naar het systeem in en programmeer de centrale naar
wens.
• Test vervolgens het automatische systeem en alle aangesloten
accessoires, en besteed daarbij men name aandacht aan de
controle van de veiligheidsinrichtingen.
• Zet de bovenkant van de behuizing weer op zijn plaats, draai de
bevestigingsschroeven vast en zet de vier doppen erop, fig.17 ref.
.
• Plaats de onderkant van de behuizing kap zoals geïllustreerd in
fig.17 ref.
.
• Geef de klant de folder"Gebruikersgids" en toon hoe hij moet werken
en moet worden gebruikt.
• Signaleer de eindgebruiker de eventuele risico's van de
installatie.
1
1
F
. 16
IG
1
2
F
. 17
IG
30

7. HANDBEDIENDE WERKING

Als de aandrijving met de hand moet worden bediend omdat de
stroom is uitgevallen of in geval van een storing, handel dan als volgt:
Schakel de voeding naar het systeem uit door op de
differentieelschakelaar te drukken.
Licht de beschermingsdop van de vergrendeling op, fig. 18 ref.
Steek de sleutel erin en draai hem tegen de wijzers van de klok in tot
hij niet verder kan, fig.18 ref.
Draai de ontgrendelingsknop met de wijzers van de klok mee tot hij
niet verder kan, fig.18 ref.
Beweeg de vleugel met de hand.
1
2
Handel als volgt om de normale werking te herstellen:
Controleer of de voeding naar het systeem is uitgeschakeld.
Sluit de vleugel helemaal.
Draai de ontgrendelingsknop tegen de wijzers van de klok in tot hij
niet verder kan, draai de sleutel met de wijzers van de klok mee tot
hij niet verder kan en trek hem eruit.
Controleer of het ontgrendelingsmechanisme op correcte wijze
weer is ingeschakeld, door te proberen de vleugel met de hand te
bewegen. De vleugel moet vergrendeld zijn en het mag niet mogelijk
zijn hem met de hand te bewegen.
Zet de beschermingsdop van de vergrendeling weer op zijn plaats.
Schakel de voeding naar het systeem weer in en geef een
openingscommando.
• Het kan zijn dat de aandrijving bij de eerste cyclus de
vertragingen niet correct uitvoert. Wacht tot de cyclus
voltooid is en geef opnieuw een openingscommando.

8. SPECIALE TOEPASSINGEN

Andere toepassingen dan die in deze handleiding zijn beschreven zijn
UITDRUKKELIJK VERBODEN
9. ONDERHOUD
Om een goede werking op de lange termijn en een constant
veiligheidsniveau te garanderen, is het beter om ieder half jaar een
algemene controle op de installatie uit te voeren. Het boekje
"Gebruikersgids" heeft een voorgedrukt formulier om ingrepen te
registeren.
10. REPARATIES
De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties of
andere directe ingrepen, en dient zich uitsluitend te wenden tot
gekwalificeerd en geautoriseerd FAAC-personeel of een erkend FAAC-
servicecentrum.
11. ACCESSOIRES
Zie de FAAC-catalogus voor verkrijgbare accessoires.
.
.
3
F
. 18
IG

Publicidad

loading