8. Overzicht van ingangen en
uitgangen
DI: Digitale ingang
DO: Digitale uitgang
AO: Analoge uitgang
AI: Analoge ingang
NO: Normaal open contact
C:
Gemeenschappelijk (Common)
Pos.
Klem
Aanduiding
L
Aansluiting van fasen-
geleider
L
N
Aansluiting van neu-
1
trale geleider
N
PE
Aansluiting naar
beschermende aarding
PE
76
DO 1, 2, 3, C
76
DO 1, 2, 3, C
77
DO 1, NO
79
DO 2, NO
2
81
DO 3, NO
53
+ 24 V
55
GND
3A
57
AI 1
60
AI 2
Alle klemmen (behalve netklemmen) mogen alleen worden aangesloten
op spanningen die 16 Vrms en 22,6 Vpiek of 35 VDC niet overschrijden.
10
DI 1
12
DI 2
14
DI 3
3A
15
GND
Alle klemmen (behalve netklemmen) mogen alleen worden aangesloten
op spanningen die 16 Vrms en 22,6 Vpiek of 35 VDC niet overschrijden.
A
RS485 A
A
RS485 A
Y
RS485 GND*
Y
RS485 GND*
3C
B
RS485 B
B
RS485 B
Functionele aarding
* GND is geïsoleerd van andere aardverbindingen.
128
Gegevens
1 x 100-240 VAC ± 10 %, 50/60 Hz
Relaiscontact, NO.
Maximale belasting: 240 VAC, 2 A
Minimale belasting: 5 VDC, 10 mA
Toevoer naar sensor. Maximaal
50 mA
Ingang voor analoog signaal,
0/4-20 mA of 0-10 V
Digitale ingang
GENIbus (intern)
(Bevestig de afscherming met een
kabelklem.)
Diagram
IO 351
L
L
N
N
PE
IO 351
76
76
77
79
81
IO 351
53
55
1
2
57
60
IO 351
10
12
14
15
IO 351
CU 351
A
A1
Y
Y1
B
B1