GEHEUGENOPSLAG VAN DE ZENDERS
Om een zender een ontvanger te laten aansturen dient u eerst de zender in
het geheugen van de ontvanger op te slaan.
LET OP:
• Alle opeenvolgende handelingen met betrekking tot de geheugenopslag
zoals dat in dit hoofdstuk beschreven is, zijn tijdgebonden, dat wil zeggen
dat zij binnen een bepaalde tijdslimiet uitgevoerd dienen te worden.
• Alle ontvangers welke zich binnen het bereik van de zender bevinden, kun-
nen via de radio in het geheugenopgeslagen worden; het is dus van belang
dat alleen die zender onder spanning staat welke in het geheugen moet
worden bewaard.
Controle of er zenders zijn opgeslagen
3 korte geluidssignalen
2 lange geluidssignalen
Het is mogelijk te controleren of er al zenders in het geheugen van de ontvan-
ger opgeslagen zijn; hiervoor behoeft u alleen maar het aantal geluidssignalen
te tellen dat op het moment dat de ontvanger aangezet wordt, te horen is.
Er zijn twee mogelijkheden om de zenders in het geheugen op te slaan:
– Modus I: vereenvoudigde geheugenopslag (de toetsen van de zender wor-
den automatisch door de ontvanger RC2 geconfigureerd)
– Modus II: geavanceerde geheugenopslag (elke toets van de zender kan
afzonderlijk voor een bepaalde instructie geconfigureerd worden
— STAP 5 —
Er zijn reeds zenders opgeslagen
Geheugen leeg (geen enkele zender opgeslagen)
Nederlands – 5