AUX-AUDIOBRONNEN
Gebruik
Uw audiospeler moet zijn verbonden met het
audiosysteem om alle functies te kunnen ge-
bruiken.
Opmerking: een audiospeler moet eerst
aan het systeem zijn gekoppeld voordat
hiermee verbinding kan worden gemaakt.
Als de digitale Bluetooth® audiospeler ver-
bonden is, kunt u deze bedienen vanaf het
audiosysteem.
Druk op 11 op het front van het audiosys-
teem of 17 op de bediening bij het stuurwiel
om de audio-track te pauzeren; druk nog-
maals om het afspelen te hervatten.
Naargelang het toestel drukt u een van
de 10-knoppen op het front van het audio-
systeem of draai aan 22 op de bediening
bij het stuurwiel om naar de volgende of de
vorige track op de draagbare audioapparaat
te gaan.
NB: hoeveel functies toegankelijk zijn ver-
schilt naargelang het type audiospeler en de
compatibiliteit ervan met het audiosysteem.
NL.20
(3/3)
Opmerking: in bepaalde gevallen moet u de
gebruiksaanwijzing van uw apparaat raad-
plegen om de verbindingsprocedure te vol-
tooien.
Aux-ingang: Jack-aansluiting
Aansluiting
Gebruik de juiste kabel (niet meegeleverd)
om de Jack-aansluiting van de aux-in-
gang 15 op het front van het systeem te ver-
binden met de hoofdtelefoon van het draag-
bare audio-apparaat (meestal een 3,5 mm
Jack-plug).
NB: u kunt een track niet rechtstreeks via
uw audiosysteem selecteren. Om een track
te selecteren moet u rechtstreeks de audio-
speler bedienen, bij stilstaande auto.
Gebruik
Alleen de tekst "AUX" verschijnt op het
scherm van het audiosysteem. Er wordt
geen aanduiding van de naam van de artiest
of de track weergegeven.
Bedien het draagbare audio-
apparaat alleen als de ver-
keersomstandigheden dat toe-
laten.
Berg de audiospeler op tijdens het rijden
(risico van vallen bij krachtig remmen of
bij een botsing).