Bediening (afb. I)
Wissel-/gelijkspanningsmetingen
Geen wissel-/
gelijkspanningsmetingen bij in-/
uitschakelen van een in het stroomcir-
cuit geïntegreerde motor uitvoeren:
Eventuele spanningsstoten kunnen het
meetapparaat beschadigen.
1. De functieregelaar [1] op positie ACV of DCV
zetten.
2. Verbind beide meetspitsen [8] met de meetpun-
ten.
3 De betreffende polariteit van de meetwaarde
wordt samen met de actuele meetwaarde op het
display [5]weergegeven.
Weerstandsmetingen
Ter voorkoming van elektrische
schokken het apparaat voor de
uitvoering van weerstandsmetingen van
de stroomtoevoer afkoppelen en alle
condensatoren ontladen.
1. De functieregelaar [1] op positie Ω zetten.
2. De meetspitsen [8] op het meetobject aanslui-
ten.
3 De weerstandswaarde wordt op het display [5]
weergegeven.
Aanwijzing
Als u een weerstandsmeting uitvoert,
dan dient u erop te letten dat de meet-
punten vrij zijn van vuil, olie, soldeerlak
en dergelijke. Zulke omstandigheden
kunnen de meetwaarde vertekenen.
36
Continuïteitscontrole
Let op!
Ter voorkoming van elektrische schok-
ken nooit continuïteitsmetingen aan
spanningsgeleidende stroomcircuits of
kabels uitvoeren.
1. De functieregelaar [1] op positie
2. De MAX-toets [3] indrukken tot op display [5]
het symbool
wordt weergegeven.
3. De meetspitsen [8] tegen het te controleren
stroomcircuit of kabeldraad plaatsen.
4. Bij een weerstand van minder dan
ca. 150 Ω weerklinkt een akoestisch signaal.
Bij een open stroomcircuit wordt op het display
[5] OL weergegeven.
Diodetest
1. De functieregelaar [1] op positie
2. De MAX-toets indrukken tot op het display het
symbool
wordt weergegeven.
3. De meetspitsen [8]tegen het meetobject plaat-
sen. Voorwaartse spanning wordt normaal ge-
zien met een waarde van 0,400 V tot 0,700 V,
achterwaartse spanning door OL weergegeven.
Bij kortgesloten apparaten wordt een waarde
rond 0 V, bij apparaten met open stroomcircuit
aan beide polariteiten OL weergegeven.
Contactvrije
wisselspanningsmetingen
Gevaar!
Voor gebruik de perfecte werking
aan een bekend spanningsgeleidend
stroomcircuit testen.
1. De detector [6] tegen de de spanningsgeleiden-
de stroomgeleider plaatsen of in de stroomge-
leidende zijde van de elektrische aansluiting
brengen.
2. Bij aanwezige wisselspanning licht het display
[7] op.
zetten.
zetten.