NEDERLANDS
Lege accu's dient u binnen een week op te laden. Als u
u
accu's leeg bewaart, wordt de levensduur van de accu's
aanzienlijk verminderd.
De accu in de lader laten zitten
U kunt de accu gedurende onbeperkte tijd in de lader laten
zitten terwijl het oplaadlampje brandt. De lader zorgt ervoor
dat de accu altijd volledig opgeladen is.
Problemen met de accu
Als er wordt geconstateerd dat de accu bijna leeg is of be-
schadigd is, gaat het oplaadlampje (18) snel rood knipperen.
Ga in dat geval als volgt te werk:
Plaats de accu (12) opnieuw.
u
Als het oplaadlampje snel rood blijft knipperen, gebruikt u
u
een andere accu om te controleren of de lader wel goed
werkt.
Als de andere accu goed wordt opgeladen, is de
u
oorspronkelijke accu defect. Breng de accu naar een
servicecentrum voor recycling.
Als het lampje ook bij de andere accu snel knippert, moet
u
u de lader laten testen bij een erkend servicecentrum.
Opmerking: Het kan soms 30 minuten duren om na te
gaan of de accu goed functioneert. Als de accu te warm of
te koud is, knippert het oplaadlampje afwisselend snel en
langzaam rood.
Oliereservoir vullen (fig. O)
Verwijder de oliedop (3) en vul het reservoir met de
u
aanbevolen kettingolie. U kunt het oliepeil controleren met
de oliepeilindicator (11). Plaats de oliedop (3) terug.
Schakel de zaag regelmatig uit en controleer vervolgens
u
de oliepeilindicator (11). Verwijder de accu uit de ket-
tingzaag en vul het reservoir met de juiste olie bij zodra de
indicator op minder dan een kwart staat.
Ketting oliën
Het is raadzaam om tijdens de levensduur van uw ketting-
zaag alleen olie van Black & Decker te gebruiken. De reden
hiervoor is dat mengsels van verschillende oliën de kwaliteit
van de olie kunnen verslechteren. Dit heeft tot gevolg dat de
zaagketting veel korter meegaat en er extra veiligheidsrisico's
ontstaan.
Gebruik nooit afvalolie, dikke olie of zeer dunne naaimachine-
olie. Deze kunnen uw kettingzaag beschadigen.
De zaagketting (6) moet vóór elk gebruik en na reiniging
uitsluitend worden geolied met de juiste oliekwaliteitsklasse
(cat. nr. A6023-QZ).
Smeer de kettingzaag (6) door vóór het maken van elke
u
snede vier keer langzaam op de bol (17) (fig. O) op de
oliedop (3) de drukken. Houd de bol telkens één seconde
ingedrukt.
56
(Vertaling van de originele instructies)
Inschakelen (fig. O)
Grijp uw kettingzaag met beide handen stevig vast. Trek
u
met uw duim aan de ontgrendelingsknop (2) en druk
vervolgens op de aan/uit-schakelaar (1) om te starten.
Neem uw duim van de ontrendelingsknop (2) en grijp de
u
handgreep stevig vast zodra de motor is gestart.
Oefen geen druk uit op het gereedschap en laat het werk over
aan de zaagketting. Het gereedschap werkt het effectiefst en
het veiligst op de snelheid waarvoor het is ontworpen. Bij te
veel kracht kan de zaagketting (6) uitrekken.
Als de zaagketting (6) of het zwaard (7) vast komt
te zitten
Schakel het gereedschap uit.
u
Verwijder de accu (12).
u
Open de snede met wiggen om de spanning van het
u
zwaard (7) weg te nemen. Probeer de kettingzaag niet los
te wrikken.
Ga verder met een nieuwe zaagsnede.
u
Vellen (fig. P, Q en R)
Onervaren gebruikers kunnen beter niet proberen om bomen
te vellen. De gebruiker kan letsel oplopen of schade veroor-
zaken als de boom in de verkeerde richting valt of versplintert,
of als er beschadigde/dode takken tijdens het zagen omlaag
vallen.
De veilige afstand tussen een te vellen boom en omstand-
ers, gebouwen en andere objecten is ten minste 2 ½ keer
de hoogte van de boom. Elke omstander en elk gebouw of
voorwerp binnen deze afstand loopt het gevaar om geraakt te
worden door de vallende boom.
Voordat u een boom velt:
Controleer of er geen wetten of voorschriften zijn die het
u
vellen van de boom verbieden.
Houd rekening met alle factoren die de valrichting kunnen
u
beïnvloeden, zoals:
De beoogde valrichting.
u
De natuurlijke overhelling van de boom.
u
Een verdikking of rotte plek.
u
Omstaande bomen en obstakels zoals bovengrondse
u
kabels en ondergrondse afvoeren.
De richting en kracht van de wind.
u
Plan van tevoren een veilige uitweg, uit de buurt van vallende
bomen of takken. Zorg dat de vluchtweg vrij is van obstakels
die u kunnen hinderen. Bedenk dat nat gras en vers gezaagde
boomschors glad zijn.
Vel geen bomen waarvan de stamdiameter groter is dan
u
de zaaglengte van de kettingzaag.
Maak een inkeping om de valrichting te bepalen.
u
Maak hiervoor aan de voet van de boom haaks op de val-
u
lijn een horizontale snede tot een diepte van 1/5e tot 1/3e
van de stamdiameter (fig. P).