6.1 Func-Stor
Handmatige registratie van meetwaarden
In deze modus kunt u maximaal duizend datarecords opslaan. Selecteer daartoe in het con-
figureermenu <SEt LoGG> de menukeuze "Func = Stor". Op het scherm verschijnt nu een
indicatiepijl boven 'logg' ( ). Vanaf nu kunt u in de bedrijfsmodus 'Meetgegevens' als volgt
de gewenste gegevens opslaan:
/
i
Is het logboekgeheugen vol? Dan verschijnt op het scherm de indica-
tie: U kunt vervolgens de gegevens via het data-archief weer oproepen
en naar keuze wissen.
6.2 Func-CYCL
Automatisch registreren van meetwaarden
In deze modus kunt u maximaal tienduizend datarecords opslaan. Selecteer daartoe in het
configureermenu <SEt LoGG> de menukeuze"Func = CYCL" Op het scherm verschijnt nu een
indicatiepijl boven 'logg' ( ). Het automatisch, na het verstrijken van de ingestelde cyclusduur,
registreren van gegevens kunt u via een druk-op-de-knop starten. Handel daartoe als volgt:
U kunt de gegevens via het data-archief weer oproepen en wissen.
166
Door in de bedrijfsmodus kort de toets <Store> in te drukken wordt
een datarecord opgeslagen
Selecteer een meetidentiteit 'L-Id' (0 ... 9999). Via deze functie kunt u
de gemeten waarde toewijzen aan een monster of aan een meetpunt.
Bevestig de invoer
Starten van het registreren van meetwaarden:
Druk in de bedrijfsmodus lang op de toets <Store>. Vervolgens
verschijnt de vraag <Logg Run> die u via
De indicatiepijl boven 'logg' gaat nu knipperen >
Stoppen van het registreren van meetwaarden:
Druk tijdens het registreren van gegevens lang op de toets <Store>.
Vervolgens verschijnt de vraag <Logg Stop> die u via
bevestigen.
moet bevestigen.
<
moet
SD_315_DO_1 06/2020