3 • INSTALLATIE / MONTAGE / AANSLUITING
Houd voor de montage rekening met het volgende:
• De montagehoogte aan de wand bepaalt bij welke waterstand de melder afgaat.
• Er zijn 2 montagevarianten mogelijk:
1. Melder direct op de gewenste montagehoogte monteren.
2. Melder los van de onderkant met de sensorvlakken monteren.
• Bij optie 2 moet u onderkant met de sensorvlakken uitnemen door het nokje in te drukken
en de onderkant van de behuizing voorzichtig los te halen (fig. 1).
• Bevestig de onderkant met de sensorvlakken plat op de vloer, bijvoorbeeld met schroeven.
• Voor montage van de melder schroeft u twee schroeven loodrecht boven elkaar
(afstand 58 mm) in de muur; ze moeten ca. 2-3 mm uitsteken.
• Open het batterijvak aan de zijkant van de behuizing en trek de batterijclip er voorzichtig
uit (fig. 2.1).
• Sluit de 9V-batterij op de juiste manier aan, plaats deze in het batterijvak en sluit het vak
(fig. 2.2).
Leg als test een natte vinger over beide sensorvlakken op de onderkant van de behuizing,
zodat ze elektrisch contact maken. De melder laat een hard alarmsignaal horen, totdat u de
sensorvlakken loslaat. Hang de melder vervolgens op de schroeven in de muur en schuif hem
iets naar beneden. Test zo mogelijk met wat water op de vloer of het alarm werkt.
• Als u het potentiaalvrije contact wilt gebruiken, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing
van het apparaat dat u wilt aansluiten.
• Gebruik kabels van het type J-Y(st)Y2x2x0,6 of AWG 23.
• Test maandelijks of het systeem goed werkt.
• Vervang de batterij na maximaal 1½ jaar, of als het alarmsignaal bij de test niet meer
luid en duidelijk is. De melder geeft geen waarschuwingssignaal als de batterij leeg is.
NL
17