TM RVTM3 Folleto De Instrucciones página 24

1. Presentatie
2. Declinatie
NL
3. Technische kenmerken
4. Gebruiksaanwijzing
5. Symbolen
6. Veiligheidsrichtlijnen
7. Reiniging en desinfectie
8. Vervoer en bewaring
9. Onderhoud
10. Garantie
1. Presentatie
Medisch toestel bedoeld om het drukverlagingsniveau tijdens een medische of chirurgische aanzuiging te meten en te regelen. Aan
te sluiten op een vacuümbron aan de muur. De vacuümregelaar moet worden verbonden met een verzamelfles en aanzuigslang.
2. Declinatie
De vacuümregelaar RVTM3 is verkrijgbaar in de volgende versies:
- Maximale drukverlaging: 0-250, 0-600, 0-1000 mbar/hPa of 0-400, 0-760 mmHg.
- Aansluitstuk: volgens de norm NF S 90-116 - BS 5682- DIN 13260 - US Ohmeda Diamond - NORDICA – UNI.
- Directe aansluiting of aansluiting via railmontage (slang + eindstuk slanghouder + klem).
- Uitgang: speen of speen + flacon.
3. Technische kenmerken
- Conform de ISO-norm 10079-3: 2009.
- Eenheden: millibar (mbar), hectoPascal (hPa) en millimeter kwik (mmHg): 10 mbar = 10hPa = 7,5 mmHg.
- Nauwkeurigheid van de meetwaarden: 1,6 % van de volledige schaal van de vacuümmeter.
- De vacuümmeter is richtbaar over 90° (van - 45° tot + 4 5° ).
- Vrije rotatie van de regelkraan aan het einde van de slag (geen blokkering mogelijk).
- Veiligheidsfles richtbaar over 90° (van - 45° tot + 45 ° ).
- Bacteriewerend voorfilter: doeltreffendheid van 99,97 % voor deeltjes van 0,3 µm.
- Eenheidsserienummer: met laser gemarkeerd op de toestelbehuizing.
- Veiligheidsklep beschikbaar voor de versie 0-250 mbar.
- Metalen verbindingsspeen, direct geïntegreerd in de vacuümregelaar.
- Maximumverbruik: 110 l/min (voor een pomp met een debiet van 160 l/min).
- Werkingstemperatuur: 23 ° C.
4. Gebruiksaanwijzing
- Het aanzuigapparaat mag uitsluitend worden gebruikt door personen die een juiste opleiding hebben gevolgd.
- Invloed van de vacuümbron: opgelet, controleer de maximale drukverlaging van de vacuümbron. Het maximale vacuümniveau van de
vacuümregelaar mag niet hoger zijn dan de maximumwaarde van de bron.
Vacuümregelaar
- Controleer de goede staat van het toestel en de overeenstemming van het aansluitstuk met de bronaansluiting.
- Controleer of het regelkraantje gesloten is.
- Zet het toestel op OFF (rode knop zichtbaar).
- Sluit het toestel aan op de vacuümaansluiting van het net.
- Sluit de uitgang van de vacuümregelaar (speen of veiligheidsflacon) aan op de verzamelfles (Ø 9 mm) door middel van een buis met
een minimale diameter van 6,3 mm.
- Druk op de rode knop om de aanzuiging te starten (groene knop zichtbaar).
- Draai het regelkraantje aan de voorkant naar links en selecteer het drukverlagingsniveau door het patiëntencircuit te sluiten.
Voor een tijdelijke stop gebruikt u de schakelaar (ON/OFF-knop). Het drukverlagingsniveau komt terug op de waarde die oorspronkelijk
werd ingesteld bij het opnieuw openen van het debiet.
Voor een lange stop sluit u het regelkraantje en sluit u de ON/OFF-schakelaar (ontluchten van het circuit).
Indien het ingestelde drukverlagingsniveau te sterk is, sluit u het regelkraantje en ontlucht u het apparaat (open het circuit/zorg voor debiet)
voordat u verder gaat met de bewerking.
Veiligheidsflacon
- Plaatsing door het vast te klikken onder de vacuümregelaar:
Breng het merkpunt boven op het deksel van de veiligheidsflacon
ter hoogte van het merkpunt op de mantel van de
vacuümregelaar en draai vervolgens de veiligheidsflacon
een kwartslag naar rechts.
- Verwijdering: draai de veiligheidsflacon naar links, breng het merkpunt
op het deksel van de veiligheidsflacon ter hoogte
van het merkpunt op de mantel van de vacuümregelaar
en trek vervolgens de flacon naar omlaag.
Filter
- Plaatsing: duw zo ver mogelijk tot het vasklikt.
- Verwijdering: trek in een draaiende beweging.
- Werp het filter weg volgens de gebruiksvoorschriften.
Waarom een bacteriewerend filter?
De aerosol die bij het aanzuigen kan ontstaan, kan uw
vacuümregelaars, eindstukken, koppelingen, leidingen
en vacuümpompen besmetten. Bovendien kunnen de
bacterieën, bij nuldebiet, wanneer het filter niet is
geplaatst, vrij in het patiëntencircuit bewegen.
23