Waarschuwing: De kettingrem is weliswaar be-
doeld om het verwondingsgevaar als gevolg van
een terugslag te verminderen, maar hij kan geen
adequate bescherming bieden als met de zaag
achteloos wordt gewerkt. Controleer regelmatig of
de kettingrem naar behoren functioneert. Test de
kettingrem vóór de eerste snede, na meermaals
snijden, na onderhoudswerkzaamheden en als de
kettingzaag aan sterke stoten werd blootgesteld
of gevallen is.
6.1.1 Controleren van de kettingrem (afb.
5A/5B/6)
Statische controle (bij afgezette motor)
Kettingrem gedeactiveerd (ketting (3) vrij
verschuifbaar)
1. Trek de voorste handbescherming (6) in de
richting van de voorste handgreep (7). De
voorste handbescherming (6) moet hoorbaar
vastklikken (fi g. 5A).
2. De ketting (3) moet op de geleiderail (2) kun-
nen worden verschoven.
Kettingrem geactiveerd (ketting (3) geblok-
keerd)
1. Druk de voorste handbescherming (6) in de
richting van de geleiderail (2). De voorste
handbescherming (6) moet hoorbaar vastklik-
ken (fi g. 5B).
2. De ketting (3) mag op de geleiderail (2) niet
kunnen worden verschoven.
Aanwijzing: De voorste handbescherming (6)
moet in beide posities vastklikken. Gebruik de
zaag niet als u een sterke weerstand voelt, of als
de voorste handbescherming (6) niet vastklikt.
Breng hem voor reparatie naar de geautoriseerde
klantendienst.
Dynamische controle (motor wordt gestart)
1. Zet de zaag op een hard, eff en vlak.
2. Met de linker hand houdt u de voorste hand-
greep (7) vast.
3. Start de kettingzaag volgens de startinstructie
(zie 6.2 resp. 6.3).
4. Deactiveer de kettingrem (trek de voorste
handbescherming (6) in de richting van de
voorste handgreep (7)) (fi g. 5A).
5. Grijp de achterste greep (8) vast met de rech-
ter hand.
6. Geef na een korte opwarmfase vol gas. Druk
met de rug van de linker hand de voorste
handbescherming (6) in de richting van de
Anl_GC_PC_1335_I_TC_SPK7.indb 150
Anl_GC_PC_1335_I_TC_SPK7.indb 150
NL
geleiderail (2). Daardoor wordt de kettingrem
geactiveerd (fi g. 6).
Gevaar: Activeer de kettingrem langzaam en met
overleg. Houd de zaag met beide handen vast en
let op een goede greep. De zaag mag geen voor-
werpen raken.
7. De ketting (3) moet abrupt stoppen. Laat me-
teen de gashendel (11) los als de ketting (3)
stil staat.
Gevaar: Als de ketting (3) niet stopt, dan schakelt
u de motor uit en brengt u de zaag voor reparatie
naar de geautoriseerde klantendienst.
6.1.2 Controleren van de koppeling
Voer regelmatige functiecontroles van de koppe-
ling uit. Controleer de koppeling vóór de eerste
snede, na meermaals snijden, na onderhouds-
werkzaamheden en als de kettingzaag aan sterke
stoten werd blootgesteld of gevallen is.
1. Start de kettingzaag volgens de startinstructie
(zie 6.2 resp. 6.3).
2. Activeer kort de gashendel (11) en laat hem
weer los, om te garanderen dat de vergren-
deling van de smoorklep werd ontspannen en
de motor stationair draait.
3. De ketting (3) moet in onbelast bedrijf stop-
pen. De koppeling is zo ontworpen, dat bij het
verhogen van het stationaire toerental met het
1,25-voudige geen beweging van de ketting
mag worden vastgesteld.
Gevaar: Als de ketting (3) niet stopt, dan schakelt
u de motor uit en brengt u de zaag voor reparatie
naar de geautoriseerde klantendienst.
Gevaar: Activeer altijd de kettingrem (6), voordat
u de motor start.
6.2 Starten bij koude motor (7A-7D)
Giet in de tank een behoorlijke hoeveelheid ben-
zine-/oliemengsel (zie punt 5.3).
1. Apparaat op een hard, eff en vlak zetten.
2. Aan/Uit-schakelaar (10) op „I" zetten (fi g. 7A).
3. Brandstofpomp (primer) (fi g. 6, pos. 25) 10x
indrukken.
4. Choke-hendel (13) uittrekken (fi g. 7B).
Aanwijzing: Door de choke-hendel I I (13) te ac-
tiveren word ook de smoorklep iets geopend en in
deze stand vergrendeld. Dit heeft een verhoging
van het stationaire toerental tot gevolg, en de
zaag start sneller.
- 150 -
18.07.2016 11:25:04
18.07.2016 11:25:04