NEDERLANDS
Selectie oplaadsnelheid (fig. A)
Dit apparaat heeft drie instellingen voor de oplaadsnelheid
die kunnen worden geselecteerd met de 2/6/10 A-
drukknop (11):
- 2 amp.: kleine accu's, zoals in grasmaaiers,
motorfietsen, enzovoort.
- 6 amp.: middelgrote accu's, zoals in kleine auto's.
- 10 amp.: auto's en lichte vrachtauto's.
Nadat u de accuklemmen (4) op de juiste manier hebt
aangesloten, steekt u de stekker van de acculader in een
stopcontact met 230 V wisselstroom. Op het digitale
scherm (2) van de acculader wordt een circulerend patroon
weergegeven om aan te geven dat de stroom is
ingeschakeld. Selecteer de juiste laadstroomsnelheid op
basis van het accuformaat.
De accu opladen (fig. A)
Druk op de 2/6/10 A-drukknop (11), het apparaat geeft een
geluidssignaal en geeft de laadstroom weer. Als niet
binnen 3 minuten nadat de stekker in het
wisselstroomstopcontact is gestoken op de 2/6/10 A-
drukknop (11) is gedrukt, begint de acculader automatisch
met 2 amp. op te laden.
De acculader geeft tijdens de zelftest en tijdens de
wisseling van oplaadstadia af en toe een geluidssignaal en
geeft 0.0 weer.
Als u nogmaals op de 2/6/10 A-drukknop (11) drukt, gaat de
oplaadsnelheid omhoog naar 6 A en vervolgens naar 10 A.
Als u daarna nogmaals op de drukknop (11) drukt, wordt de
uitgangsspanning van de acculader uitgeschakeld en wordt
op het digitale scherm (2) 000 weergegeven.
Opmerking: Deze selectie en de werkelijke oplaadsnelheid
van de accu worden gecontroleerd door de microprocessor
en het apparaat stopt met opladen als de geselecteerde
snelheid te hoog of te laag is voor het formaat of de toestand
van de accu.
Als de accu bijna helemaal is opgeladen, wordt de
uitgangsspanning van het apparaat automatisch verlaagd
naar een lagere oplaadsnelheid.
Op het digitale scherm (2) wordt de laadstroom
weergegeven. Als u de accuspanning wilt zien, drukt u op
de drukknop voor de accuspanning (10). De acculader geeft
een geluidssignaal en geeft de accuspanning weer.
Druk nogmaals op de drukknop voor de accuspanning (10)
om de laadstroom weer te geven.
Als de accu volledig is opgeladen, wordt op het digitale
scherm (2) FUL weergegeven.
Trek eerst de stekker van het wisselstroomaansluitsnoer
uit het stopcontact , koppel vervolgens de negatieve klem
en tot besluit de positieve klem los.
38
Automatisch constant opladen (fig. A)
De functie voor automatisch constant opladen is ideaal voor
het onderhoud van een accu. De accu wordt automatisch
constant volledig opgeladen gehouden.
Houd de wisselstroom en de accu aangesloten als de accu
volledig is opgeladen.
De accu wordt gecontroleerd en indien nodig weer
helemaal opgeladen.
Op het digitale scherm (2) wordt FLO weergegeven als de
accu weer helemaal wordt opgeladen en na voltooiing
hiervan wordt weer FUL weergegeven.
Als u de accuspanning wilt zien, drukt u op de drukknop
voor de accuspanning (10).
Waarschuwing! Als het accuformaat niet bekend is, laadt u
op met een snelheid van 2 A. Overlaad accu's NIET.
Controle van wisselstroomdynamo (fig. A)
Waarschuwing! Controleer alleen 12 V-
gelijkstroomsystemen.
Deel 1 (onbelast)
Zorg ervoor dat de wisselstroomdynamo onbelast is door
alle toebehoren van het voertuig uit te schakelen.
De accu moet volledig opgeladen zijn voordat u de
wisselstroomdynamo test.
Laat de motor zo lang draaien dat deze normaal stationair
loopt en controleer of er een onbelaste spanning is.
Druk op de drukknop voor controle van de
wisselstroomdynamo (9) om met de controle te beginnen.
De LED voor een goede wisselstroomdynamo (8) gaat
branden om aan te geven dat de wisselstroomdynamo in
orde is, of de storings-LED (5) gaat branden om aan te
geven dat de wisselstroomdynamo buiten het normale
spanningsbereik valt.
Druk nogmaals op de drukknop voor controle van de
wisselstroomdynamo (9) om de controle te beëindigen.
Deel 2 (belast)
Belast de wisselstroomdynamo door zoveel mogelijk
toebehoren in te schakelen, met uitzondering van
airconditioning en ontdooien.
Druk op de drukknop voor controle van de
wisselstroomdynamo (9) om met de controle te beginnen.
De LED voor een goede wisselstroomdynamo (8) gaat
branden om aan te geven dat de wisselstroomdynamo in
orde is, of de storings-LED (5) gaat branden om aan te
geven dat de wisselstroomdynamo buiten het normale
spanningsbereik valt.
Druk nogmaals op de drukknop voor controle van de
wisselstroomdynamo (9) om de controle te beëindigen.