6159933610_05
Series: A
4 - AANZETTEN
1. Controleer voor aansluiting dat de
besturingseenheid goed is ingesteld voor het
gereedschap dat aangesloten gaat worden
(zie #12 op achterpaneel).
2. Sluit de besturingseenheid aan op de
hoofdvoedingsbron en sluit het gereedschap
aan op het besturingsapparaat. Zet de aan-/
uitschakelaar (15) aan de achterkant van de
eenheid aan.
3. Controleer de toetsvergrendeling (2) is
ingesteld op
. Zo niet, wijzig dit.
4. Druk 5 sec. op de knop "Selecteer" (9)
totdat er op het scherm "SL" staat en een
knipperend getal.
5. Druk op de knop "Pijl omhoog" (7) of "Pijl
omlaag" (8) om de waarde te wijzigen.
6. Druk op de knop "Selecteer" (10) voor de
volgende parameters. Telkens als de knop
"Selecteer" (10) wordt ingedrukt, verschijnt
de naam van de parameter.
7. Druk op de knop "Vermogen / Wissen" (11)
om de decimalen te wijzigen (beschikbaar
voor Lt en LI) bij het wijzigen van de waarde.
5 - PROGRAMMERINGSOPTIES
5.1 - Programmalijst (SL)
Instelling van 1 tot 5.
Als schakelaar 6 aan staat dan maakt de
besturingseenheid een volgorde van het
programma in oplopende volgorde
(1 => 2 => 3 => 4 => 5).
Als u minder dan 5 programma's nodig hebt in
de reeks, stel dan het aantal schroeven van het
eerste niet-gebruikte programma in op nul.
In dit geval stopt de reeks en start het opnieuw
bij 1.
5.2 - Batchtelling (SC)
De batchtelling kan worden ingesteld van 1 tot
99.
Afhankelijk van de positie van schakelaar 1 is de
telling oplopend of aflopend.
Met schakelaar 3 kan de validatie van de
batch kan worden ingesteld op handmatig of
automatisch.
Indien ingesteld op handmatig moet de operateur
de knop "Selecteer" (10) indrukken aan het einde
van iedere batch om deze te valideren en een
nieuwe te selecteren.
Druk op de knop "Vermogen / Wissen" (11)
om de telling op de beginwaarde in te stellen
indien nodig (uitgeschakeld als de instelling van
toetsvergrendeling is ingesteld op "Aan").
5.3 - Signaal automatisch instellen op
beginwaarde (At)
Duur van zowel het uitvoersignaal en het geluid
van het evenement "ALLES OK ".
● Van 0,0 tot 9,9 sec.
5.4 - Langzame startfase (RC en SP)
Er kan een langzame startfase worden ingesteld
aan het begin van de cyclus.
De snelheid tijdens deze fase kan worden
gewijzigd van 30% tot 100% (L1 => L0) en de
duur van de fase van 0 tot 9,9 sec.
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
L1
L2
L3
V (rpm)
a
Sp
Rc
Legenda
Sp Snelheid tijdens langzame startfase
Rc Duur van de langzame startfase
a
Nominale vrije snelheid van het gereedschap
t
Tijd
5.5 - Tijdsmonitoring (Ht, Lt)
Om een mogelijke dolgedraaide schroef, een
ontbrekende borgring, of ander probleem te
kunnen detecteren, kan de besturingseenheid
worden ingesteld met een tijdsmonitoring van de
aandraaicyclus.
Een minimum en maximumtijd is ingesteld op
de besturingseenheid om een tijdsperiode te
definiëren.
Als de schroevendraaier stopt buiten deze
periode dan wordt ere en foutmeldingen
afgebeeld.
● De maximumtijd (Ht) kan worden ingesteld
van 0 tot 9.9 seconden.
● De minimumtijd (Lt) kan worden ingesteld van
0,01 tot 9.9 seconden.
108 / 228
Nederlands
Draaisnelheid tijdens
langzame startfase
L4
L5
L6
L7
L8
t (sec)
02/2017
(Dutch)
L9
L0