NEDERLANDS
(Vertaling van de originele instructies)
gen door de fabrikant, of een erkend Stanley
Servicecentrum, zodat een gevaarlijke situatie wordt
vermeden.
Functies
Dit gereedschap beschikt over bepaalde of alle navolgende
functies.
1. Schakelaar met variabele snelheden
2. Vergrendelingsknop
3. Schakelaar voor rechtsom/linksom
4. Knop voor boormodus
5. Gereedschaphouder
6. Zijgreep
7. Diepteregelaar
8. Vergrendelknop diepteregelaar
Montage
Waarschuwing! Zorg ervoor dat het apparaat is uit-
geschakeld en van de netspanning is verwijderd.
Aanbrengen van de zijgreep.
Draai de greep linksom totdat u de zijgreep (6) naar de
voorkant van het gereedschap kunt schuiven.
Draai de zijgreep in de gewenste stand.
Maak de zijgreep vast door de greep rechtsom te draaien.
Een hulpstuk aanbrengen (fi g. A)
Reinig en smeer de schacht (9) van het hulpstuk.
Trek de huls terug (10) en plaats de schacht in de gereed-
schaphouder (5).
Druk het hulpstuk naar beneden en draai dit een beetje
totdat het in de sleuven past.
Trek aan het hulpstuk om te controleren of dit juist is
vergrendeld.Voor de klopfunctie moet het hulpstuk in de
gereedschaphouder meerdere centimeters in de lengter-
ichting kunnen bewegen.
Als u het hulpstuk wilt verwijderen, trekt u de huls (10)
terug en verwijdert u het hulpstuk.
Gebruik
Waarschuwing! Laat het gereedschap in zijn eigen tempo
werken.Niet overbelasten.
Waarschuwing! Controleer waar zich bedrading en leidingen
bevinden voordat u in muren, vloeren of plafonds boort.
De gebruiksmodus selecteren (fi g. B)
Het gereedschap kan in drie gebruiksmodi worden gebruikt.
Druk de knop (11) in en draai de knop voor de boormodus (4)
naar de gewenste stand, zoals aangegeven met de symbolen.
Boren
Als u in staal, hout of plastic wilt boren, stelt u de knop
26
FatMax
®
®
voor de gebruiksmodus (4) in op de stand
Klopboren
Voor klopboren in metselwerk en beton, moet u de knop
voor de gebruiksmodus (4) instellen op de stand
Tijdens het klopboren moet het gereedschap niet terugs-
laan maar soepel lopen.Verhoog indien nodig de snelheid.
Hameren
Voor hameren met spilvergrendeling en voor lichte beitel-
en bikwerkzaamheden stelt u de knop voor gebruiksmo-
dus (4) in op de stand
Zorg ervoor dat de vooruit/achteruit-schakelaar in de
vooruit-stand staat.
Draai de beitel naar de gewenste stand wanneer u wisselt
van klopboren naar beitelen.Wanneer het schakelen tus-
sen modi lastig gaat, moet u de beitel een beetje draaien
om de spilvergrendeling in te schakelen.
Wanneer u hamert met de spilvergrendeling, kunt u de
hoek van het bit wijzigen.Stel de knop voor de ge-
bruiksmodus (4) in op de stand
kan nu worden gewijzigd door de gereedschapshouder (6)
te draaien.Stel de knop voor de gebruiksmodus (4) in op
de stand
De draairichting selecteren
Voor boren, vastdraaien van schroeven en voor beitelen
gebruikt u de voorwaartse draairichting (rechtsom).Voor
het losdraaien van schroeven of het verwijderen van een
vastgelopen boorbit, gebruikt u de tegengestelde draairichting
(linksom).
Als u vooruit draaien wilt selecteren, drukt u de schuifknop
voor rechtsom/linksom (3) naar links.
Als u achteruit draaien wilt selecteren, drukt u de schuif-
knop voor rechtsom/linksom naar rechts.
Waarschuwing! Verander de draairichting nooit terwijl de
motor loopt.
De boordiepte instellen (fi g. C)
Druk de vergrendelnop voor de diepteregelaar (8) in.
Stel de diepteregelaar (7) in op de gewenste stand.De
maximale boordiepte is gelijk aan de afstand tussen de
punt van de boorbit en de voorkant van de diepteregelaar.
Laat de vergrendelknop voor de diepteregelaar los.
In- en uitschakelen
U schakelt het gereedschap in door op de schakelaar
met variabele snelheden (1) te drukken.De snelheid van
het gereedschap hangt af van hoe ver u de schakelaar
indrukt.
In het algemeen geldt dat u lage snelheden gebruikt voor
boorbits met een grote diameter en hoge snelheden voor
boorbits met een kleinere diameter.
.
q
. De hoek van de bit
voordat u verdergaat.
q
.
r
.
s