11.3 Synchronisatie bij het dichtgaan
Sommige camera's bieden de mogelijkheid
de flitser te synchroniseren bij het dichtgaan
van de sluiter.
Afhankelijk van de er op ingestelde functie
stelt de camera langere belichtingstijden in
dan de flitssynchronisatietijd. Bij sommige
camera's is in bepaalde functies
(bijv. bepaalde vari-, c.q. onderwerpspro-
gramma's of bij een functie met flits vooraf
tegen het 'rode ogen-effect' de REAR-functie
x
niet mogelijk. De REAR-functie kan dan niet
worden gekozen, c.q. wordt automatisch uit-
geschakeld of niet uitgevoerd (zie de
gebruiksaanwijzing van de camera).
Bij sommige camera's kan de synchronisatie
bij het dichtgaan van de sluiter op de camera
worden ingesteld. Na het aantippen van de
ontspanknop op de camera wordt op de flit-
ser dan automatisch de 'REAR'-functie inge-
steld.
132
van de sluiter (REAR)
Het instellen
• Druk zo vaak op de toets
keuzemenu verschijnt.
• Druk in het aanraakscherm op de
sensortoets
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
REAR
toets
ZOOM SIZE
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
REAR
toets
REAR
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
Off
ON
toets
De instelling treedt onmiddellijk in werking.
On
Na het activeren van de REAR-functie wirdt in
het INFO-menu 'REAR' aangegeven.
Als op de flitser de synchronisatie met korte
belichtingstijden HSS (zie 7.4) is ingesteld
en de synchronisatie bij het dichtgaan van de
sluiter (REAR) wordt ingesteld, wordt de
synchronisatie bij korte belichtingstijden
uitgeschakeld.
Een ingestelde 'REAR'-functie wordt bij het
activeren van synchronisatie met korte
belichtingstijden uitgeschakeld.
D
, dat het
OPTION
.
en kies „REAR" uit.
.
.