NEDERLANDS
De gebruiksinstructies van deze apparatuur bestaan uit verschillende instructie-
delen: algemene instructies, instructies die specifiek zijn voor het SKR-2-systeem
en accessoire-instructies voor de Kit 12-component, indien van toepassing. Alle
instructiedelen moeten goed gelezen worden alvorens de apparatuur te gebrui-
ken. Opgelet! Dit document bevat alleen de specifieke instructies voor het gebruik
van SKR-2.
SPECIFIEKE INSTRUCTIES SKR-2.
Deze nota bevat de benodigde informatie voor het correcte gebruik van de vol-
gende product(en): SKR-2. Alle hoogtewerkzaamheden vereisen het gebruik van
Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM's) tegen het risico van vallen. Alvorens
de werkplaats te evalueren, moeten alle risicofactoren worden overwogen (milieu,
bijkomstigheden, gevolgen).
1) TOEPASSINGSGEBIED (Fig. 1). Dit product is een persoonlijk beschermings-
middel (PBM) tegen het vallen van een hoogte en voldoet aan verordening (EU)
2016/425. EN 12841:2006-A - Kabeltoegangsystemen/afstellingssysteem
veiligheidslijn. EN 353-2:2002 - Geleide valstoppers inclusief een flexibele an-
kerlijn. Opgelet! Voor dit product moeten de instructies van EN 365 (algemene
instructies/paragraaf 2.5) in acht worden genomen. Opgelet! Voor dit product is
een grondige periodieke inspectie verplicht (algemene instructies/paragraaf 8).
2) AANGEMELDE INSTANTIES.
Zie de legenda in de algemene instructies (paragraaf 9/tabel D): M1; N1.
3) NOMENCLATUUR (Fig. 2). A) Lichaam. B) Veiligheidshevel. C) Vergrendeling-
snok. D) Verbindingsgat.
3.1 - Belangrijkste materialen. Zie de legenda in de algemene instructies (para-
graaf 2.4): 2; 3; 7.
4) MARKERING.
Nummers/letters zonder bijschrift: zie de legenda in de algemene instructies
(hoofdstuk 5).
4.1 - Algemeen (Fig. 2). Indicaties: 1; 4; 7; 8; 11; 12; 15; 17; 19; 30) Moge-
lijke configuraties en relatieve maximale belastingen toegestaan; 31) Referentie-
normen en relatieve diameters / type compatibele touwen.
4.2 - Traceerbaarheid (Fig. 2). Indicaties: T1; T8; T9.
5) COMPATIBILITEIT.
De apparatuur moet verbonden worden met het bevestigingspunt EN 361op
het harnas (bij voorkeur aan de voorzijde), en wel op een van de volgende
manieren: A) door middel van een EN 362 connector (Fig. 6.1-6.2-8.1); B) door
middel van de onderste connector van de onderdelen Kit12 (Fig. 6.3-6.4-8.2).
Opgelet! Gebruik alleen ovale connectoren EN 362, met een maximale lengte
van 112 mm en waar mogelijk, uitgerust met een anti-rotatie retentiesysteem (bijv.
Fix Pro). Opgelet! Het gebruik van componenten anders dan die zijn aanbevolen,
is nadrukkelijk verboden; het gebruik van ander weefselband of sleutelkoord om
de verbinding van het systeem met het harnas of het anker te verlengen is ook
verboden. Opgelet! Gebruik de Kit12 nooit alleen of in combinatie met andere
systemen.
5.1 - Verankeringspunten. Voor de plaatsing van het touw kunnen alleen anker-
punten worden gebruikt die voldoen aan de EN 795 norm (minimale kracht 12
kN of 18 kN voor niet metallische ankers), die geen scherpe kanten hebben.
5.2 - Touwen (Fig. 1). Het apparaat dat wordt gebruikt in overeenstemming met
de standaard EN 353-2 mag alleen worden gebruikt met de touwen die zijn
genoemd in tabel (Fig. 1). Het apparaat wordt gebruikt in overeenstemming met
de EN 353-2 norm en kan alleen met de volgende touwen worden gebruikt,
uitgerust met een genaaid knoopsgat en gemaakt van polyamide (PA): Patron
Plus 11 en Patron 10.5 (Klimtechnologie / Teufelberger). Het apparaat wordt
gebruikt in overeenstemming met de EN 12841-A norm en kan alleen worden
gebruikt met semi-statische touwen Ø 10.5÷11 mm (kern + omhulsel) volgens de
EN 1891-A norm. De volgende touwen worden gebruikt voor certificering: Patron
Plus 11 en Patron 10.5 (Teufelberger). Opgelet! Niet gebruiken op metalen of
getwijnde touwen.
6) CONTROLES.
Naast onderstaande controles, moet voldaan worden aan de beschrijving van de
algemene instructies (paragraaf 3). Controleer vóór elk gebruik dat: de connector
die in het verbindingsgat is gestoken, vrij kan draaien zonder externe belemme-
ringen. Tijdens elk gebruik: zorg dat het touw altijd gespannen staat om vrije val
te voorkomen; vermijd dat het touw slap gaat hangen tussen het anker en de
bevestiging op het harnas.
7) GEBRUIKSINSTRUCTIES.
Het apparaat SKR-2 is aangewezen voor verticaal gebruik in valstopsystemen
(EN 353-2) of voor toegang tot het touw (EN 12841-A). Werklimietbelasting:
140 kg.
7.1 - Installatie. Open de vergrendelingsnok en de veiligheidshevel door eraan te
draaien (Fig. 3.1). Plaats het apparaat op het touw volgens de correcte gebruiks-
richting (Fig. 3.2), laat vervolgens de vergrendelingsnok en de veiligheidshevel
los om te voorkomen dat het touw er niet uit komt (Fig. 3.3). Steek uiteindelijk de
connector in het bevestigingsgat (Fig. 3.4). Doodsgevaar! De apparatuur is een
Climbing Technology by Aludesign S.p.A. via Torchio 22
24034 Cisano B.sco BG ITALY
www.climbingtechnology.com
éénrichtingssysteem, keer nooit de gebruiksrichting om (Fig. 5.1). Opgelet! Om
het systeem van het touw los te koppelen, moet de connector uit het verbindings-
gat worden verwijderd.
7.2 - Functietest. Schuif de valstopper naar boven, door deze te trekken bij de
connector te trekken en de vrije loop ervan te controleren (Fig. 3.5). Trek hem
dan snel naar beneden en controleer dat de valstopper onmiddellijk op het touw
vergrendelt (Fig. 3.6). Opgelet! Pas na het uitvoeren van de correcte functietest
kunt u verdergaan met het gebruik van het apparaat.
7.3 - Gebruik. Verbind de onderste connector van de Kit12 component of de in-
dividuele connector met een standaard bevestigingspunt EN 361 op het harnas.
Het apparaat stelt de gebruiker in staat volledig veilig langs een verticale lijn te
klimmen en af te dalen, zonder zijn/haar interventie (Fig. 4.1.). Als de gebruiker
valt, vergrendelt het systeem onmiddellijk (Fig. 4.2.). Opgelet! Het apparaat moet
altijd zo hoog mogelijk worden gehouden ten opzichte van het EN 361 norm
bevestigingspunt en als het samen met de Kit 12 component wordt gebruikt, moet
het altijd op een hogere hoogte worden gehouden dan de schouders van de
gebruiker (Fig. 10.1-8.2).
7.4 - Valspelingsafstand (Fig. 13). De valspelingsafstand is de minimale vrije
ruimte onder de voeten van de gebruiker die verzekerd moet worden om te voor-
komen dat de gebruiker bij een val tegen de grond botst of tegen een ander
obstakel langs de vallijn vanwege het falen of de slechte werking van de werklijn
of van een van de componenten hiervan. De valspelingsafstand (F) wordt be-
paald door de stopafstand (H) plus een extra afstand van 1 m (B). Deze waarden
moeten worden opgeteld bij de verlenging van de ankerlijn (E), vanwege de
elasticiteit van het touw en kunnen variëren naargelang de gebruikscondities (bijv.
de afstand tussen de gebruiker en het ankerpunt). De tabel toont de waarden
met valfactor 2, in verschillende configuraties en voor massa's van 100 kg en
140 kg. Vuistregel is dat de afstand tussen het bevestigingspunt op het harnas
en de voeten van de gebruiker gelijk is aan 1,5 m (C). Opgelet! Vóór en tijdens
het gebruik is het belangrijk dat de vereiste spelingswaarde van de in gebruik
zijnde apparatuur in acht wordt genomen. Opgelet! De in de tabel getoonde
waarden zijn gebaseerd op theoretische schattingen en valtesten met een rigide
gewicht. Opgelet! Als de gebruiker zich onder de aangewezen hoogte van de
valspelingsafstand bevindt, kan het gebeuren dat hij niet tegen vallen beschermd
is: daarom wordt aangeraden om aanvullende maatregels te nemen tijdens het
klimmen of afdalen.
7.5 - WAARSCHUWINGEN EN 353-2. 1) Maak alvast een veiligheidsknoop
aan het onderste uiteinde van de flexibele ankerlijn op een afstand van niet
minder dan 30 cm van het uiteinde van het touw (Fig. 7.3). Gebruik anders een
flexibele ankerlijn die van een genaaide eindlus is voorzien. 2) Om de prestatie
van het valstopapparaat te verhogen, wordt aanbevolen om een gewicht (2÷5
kg) met het onderste uiteinde van de flexibele ankerlijn te verbinden (Fig. 7.1). 3)
Controleer dat bij de vooruitgang van het touw, deze strak wordt getrokken, niet
tegen een rand wrijft en niet in contact komt met agressieve/abrasieve stoffen. 4)
De gebruiker moet altijd op een laag niveau blijven ten opzichte van het anker-
punt. De maximale inclinatie mag niet meer zijn dan 15° (Fig. 7.2).
7.6 - Waarschuwingen EN 12841-A. 1)Touwafstellingsystemen mogen niet wor-
den gebruikt in de context van een valstopper. 2) Als een ankerlijn permanent
belast wordt met het gewicht van de gebruiker, wordt dit een werklijn en is hij niet
geschikt om vallen te stoppen: voor optimale gebruikersveiligheidniveaus moet er
een extra lijn voorhanden zijn. Zorg dat de valstopper nooit op de veiligheidslijn
wordt gebruikt. 3) Vermijd overbelasting of dynamische belasting op het systeem
omdat dit de ankerlijn kan beschadigen. 4) De ankerlijn moet verbonden zijn met
de ankerpunten die boven de gebruiker zijn geplaatst; vermijd dat het touw slap
gaat hangen tussen het ankerpunt en de gebruiker (Fig. 11). 5) De technische
prestaties van de ankerlijn kunnen aanzienlijk variëren tijdens het gebruik, vanwe-
ge slijtage, vuil, vocht of herhaald gebruik van dezelfde stretch: houd er rekening
mee dat deze variaties invloed hebben op het touw binnenin het systeem.
8) SYMBOLEN.
Zie de legenda in de algemene instructies (paragraaf 16): F1; F2; F9.
9) VERVANGINGSONDERDELEN/ACCESSOIRES.
Dit product is alleen compatibel met de specifieke reserveonderdelen en acces-
soires zoals vermeld hieronder: Kit12* (Ref. Nr. KIT12). Opgelet! Accessoires/
onderdelen die zelf met een sterretje (*) zijn gemarkeerd, vormen op zich geen
PBM. Opgelet! Alvorens een accessoire/vervangingsonderdeel te installeren,
lees zorgvuldig de gebruiksaanwijzingen van het systeem waarop u een accessoi-
re/reserveonderdeel gaat installeren en zorg dat u deze begrepen hebt. Opgelet!
Controleer of het accessoire/reserveonderdeel correct is geïnstalleerd alvorens
het gebruik.
IST22-SKR2CT_rev.2 04-21
18/30