Hef de twee hendels aan beide zijden van de pompkop en verwijder het deksel.
l
Verwijder de twee schroeven in de dekplaat aan de voorzijde van de vaste pompkop. Gebruik
l
hiervoor een korte, dikke kruisschroevendraaier . Verwijder de dekplaat.
De uitstekende asspie op de achterzijde van de aanbouwpompkop en de sleuf aan de voorzijde van
l
de vaste pompkop invetten. Plaats de pompkop zodanig dat spie en spiebaan in elkaar vallen en lijn
het huis van de aanbouwpompkop uit met de eerste, vaste pompkop. De bijgeleverde
bevestigingsschroeven voor de aanbouwpompkop aan beide zijden van de aanbouwpompkop
aanbrengen en vastdraaien. De dekplaat op de aanbouwpompkop aanbrengen en vastzetten met
de twee schroeven waarmee deze op de vaste pompkop was bevestigd .
De banen aanbrengen en vastzetten door de hendels te sluiten.
l
WAARSCHUWING! Pompkop mag alleen worden gebruikt met baan
hendels in gesloten stand.
8.3
Pomp installatie
Voor een correct gemonteerde installatie gelieve er voor te zorgen dat de volgende richtlijnen in acht
worden genomen:
Bouw de pomp niet in een krappe ruimte zonder voldoende luchtstroming rondom de pomp.
l
Houdt zuig- en persslangen zo kort en direct mogelijk en volg de meest directe route. Gebruik
l
bochten met een grote radius: ten minste vier keer de slangdiameter. Zorg ervoor dat de
aansluitleidingen en koppelingen sterk genoeg zijn om de voorspelde leidingdruk te kunnen
weerstaan. Vermijd slangverloopstukken en slangen met een kleinere binnendiameter dan de slang
in het pompkopgedeelte; dit geldt met name voor leidingen aan de aanzuigzijde. Geen van de
kleppen in de leiding (meestal niet nodig) mogen de doorstroming belemmeren. Kleppen in de
doorstroomleiding moeten open staan wanneer de pomp in bedrijf is.
Gebruik aanzuig- en persleidingen met een binnendiameter die gelijk is aan of groter dan de
l
diameter van de slang in de pompkop. Gebruik bij het verpompen van viskeuze vloeistoffen
leidingstukken met een binnendiameter die diverse maten groter is dan die van de pompslang.
Zorg ervoor dat de toevoer- en afvoerleidingen van de systeemvloeistof geschikt zijn voor de
l
gevaarlijke omgeving waarin de pomp werkt en geen elektrostatische lading kunnen verzamelen.
Plaats de pomp, indien mogelijk, op of net onder het peil van de vloeistof die moet worden
l
verpompt. Dit garandeert optimale toestroom en maximale pompefficiëntie.
Houdt het vaste gedeelte van de pompkop en alle bewegende delen schoon en vrij van
l
verontreiniging en vuil.
Gebruik een lage snelheid bij het verpompen van viskeuze vloeistoffen. Voordruk zal de
l
pompprestatie altijd verbeteren, vooral bij viskeuze materialen.
Beperk de peristaltische slang tot de lengte naast de pompkop, omdat de peristaltische slang
l
isolerend is. Er zijn elektrostatische testen gebruikt om te bepalen welke Watson-Marlow-slangen
geschikt
zijn
voor
gebruiksomstandigheden voor een veilig bedrijf - Slangmaterialen geschikt voor gebruik met deze
apparatuur" på side21 voor meer informatie. Overal in het systeem moeten geaarde, geleidende
pijpleidingen worden gebruikt.
Bij het gebruik van een Marprene of Bioprene pompslang (continu), moet de slang worden
l
nagespannen na de eerste 30 minuten dat de pomp in bedrijf is geweest.
Neem, indien u niet zeker bent van een installatie, contact op met de plaatselijke Watson-Marlow
l
vertegenwoordiging voor verdere assistentie.
Slang keuze: De chemische compatibiliteit lijst zoals gepubliceerd in Watson-Marlow uitgaven zijn
l
richtlijnen. Als u twijfelt over de compatibiliteit van een pompslangmateriaal en de te verpompen
vloeistof, vraag dan een Watson-Marlow-slangmonsterkaart aan voor een dompeltest.
16
gebruik
in
gevaarlijke
omgevingen.
Zie
PB0379:m-505atex-nl-04
section
12
"Speciale