4
Gebruik van de motorpomp
Voor elk gebruik:
- weten hoe de motorpomp moet worden uitgezet bij noodgevallen,
- alle bedieningsfuncties en handelingen volledig begrijpen.
Om de motorpomp dringend af te zetten, de stophendel gebruiken.
Waarschuwing
4.1
Montering van de buisleidingen
Nooit de motorpomp gebruiken zonder de gepaste zuigkorf (gevaar voor bweschadiging van de pomp).
Zich steeds vergewissen dat de dichtingsvoegen van de verbindingen op hun plaats zijn (risico voor slechte
opzuiging van de vloeistof).
Opgelet
1.
Fixatieringen van de pijpen (E - 6) rond de zuig- en terugstuwslangen brengen.
2.
De verbindingen monteren voor de slangverbinding (E - 5) op de zuiging van de pomp (E - 2) en de terugstuwing van de
pomp (E - 3).
3.
De zuig- en terugstuwslangen vastzetten op hun respectieve verbinding door middel van pijpklemmen van de buizen.
4.
Een van de buis-pijpklemmen rond het andere uiteinde vasthechten van de zuigslang.
5.
De zuigkorf monteren (E - 4) aan het uiteinde van de zuigslang.
6.
De zuigslang vasthechten door middel van de buis-pijpklem.
4.2
Opstarten
Vul altijd het pomphuis voordat u de motor start.
De vloeistof is noodzakelijk voor het aanzuigen door de pomp en voor het smeren van de pomp (risico op
beschadiging).
Let op
1.
Zorg ervoor dat de zeef (E - 4) geheel ondergedompeld is in de aan te zuigen vloeistof. Als er een risico van verstopping
bestaat, leg dan een steen onder de zeef.
2.
Draai de vuldop van de pomp (A - 2) los.
3.
Vul het pomphuis (E - 1) met water.
4.
Draai de vuldop van de pomp weer vast.
5.
Open de brandstofkraan van de motor A - 6).
6.
Zet de chokehendel (A - 3) op de stand "
N.B.: Gebruik de choke niet als de motor warm is of als het warm weer is.
7.
Zet de gashendel (A - 5) op 1/3 van de stand "MINI"
8.
Zet de contactschakelaar van de motor (A - 4) op "
9.
Trek een keer langzaam aan de handgreep van de trekstarter (A - 7) tot u een weerstand voelt en laat hem dan langzaam
weer teruggaan.
Trek daarna snel en met kracht aan de trekstarter tot de motor start.
10. Zet de chokehendel langzaam op de stand "
gashendel op de gewenste stand zet.
Als de motor niet aanslaat, herhaalt u de handeling tot de motor is aangeslagen. Als de pomp niet levert, stop dan de motorpomp
en controleer het aanzuigcircuit.
4.3
Werking
Tijdens de werking, geen vreemde voorwerpen toelaten die de aspiratie of de terugstuwing beletten.
De terugstuwbuis niet verstoppen; geen voertuig laten parkeren op de buis.
Nooit een ventiel bruusk afsluiten: een harde slag kan de pomp ernstig beschadigen.
Opgelet
Wanneer de motorpomp haar snelheid gestabiliseerd heeft (ongeveer 3 min.), de hefboom van de gassen op de positie plaatsen
(A - 5) die overeenstemt met de gewenste snelheid.
De motorpomp debiteert de vloeistof in functie van haar snelheid maar tevens van het ophogingsniveau van aspiratie en
terugstuwing, en van de kwaliteit van de op te zuigen vloeistof (helder / beladen water).
".
O
N
" .
O
N
"
" en wacht tot de temperatuur van de motor begint te stijgen voordat u de
A = Ophogingsniveau (m) – B = Debiet (L/min)
45/120