• Wees zeer voorzichtig nabij steile niveauverschillen, slo-
ten of dijken. De machine kan omkantelen indien een wiel
over de rand gaat of indien de rand inzakt.
• Werk in de dwarse richting van de helling en nooit in de
richting van de stijging/daling, let goed op bij de verande-
ringen van richting, verzeker ervan een goed steunpunt
te hebben, en let er goed op dat de wielen niet op hin-
dernissen stoten (stenen, takken, wortels, enz.) die een
zijdelingse verschuiving of verlies van controle over de
machine zouden kunnen veroorzaken.
• Let goed op het verkeer, wanneer de machine dicht bij de
straat gebruikt wordt.
• Let op: Vochtigheid en elektriciteit zijn niet compatibel.
Het hanteren en aansluiten van de stroomkabels moet
droog gebeuren.
1. Stel nooit een stopcontact of een kabel in contact
met een natte zone (plas of vochtig terrein).
2. De aansluitingen tussen de kabels en de stopcon-
tacten moeten waterdicht zijn. Gebruik verlengsnoe-
ren met waterdichte en goedgekeurde integrale
aansluitingen, die op de markt verkrijgbaar zijn.
Gedrag
• Let op wanneer u achteruit of achterwaarts rijdt. Kijk
achteruit voor en tijdens het achteruit rijden om u ervan te
verzekeren dat er geen hindernissen zijn.
• Niet rennen, maar wandelen.
• Laat u niet door de grasmaaier trekken.
• Houd altijd de handen en voeten ver van het maaimecha-
nisme, zowel wanneer de motor gestart wordt als tijdens
het gebruik van de machine.
• Let op: het snij-element blijft gedurende enkele seconden
na zijn afkoppeling of na uitschakeling van de motor
draaien.
• Blijf steeds op afstand van de aflaatopening.
In geval van breuken of ongevallen tijdens het werk,
dient men de motor onmiddellijk stil te zetten en de ma-
chine te verwijderen om geen verdere schade te berok-
kenen; in geval van ongevallen met persoonlijke letsels
of letsels aan derden, dient men onmiddellijk de meest
geschikte eerste-hulp-procedures te volgen voor de
situatie en zich tot een gezondheidsstructuur te richten
voor de nodige zorgen. Verwijder zorgvuldig eventuele
resten die schade of letsels aan personen of dieren kun-
nen veroorzaken indien ze onopgemerkt blijven.
• Gebruik de kabel niet op ongepaste wijze. Gebruik de
kabel niet om de machine te vervoeren, het te vertrekken
of om de stekker uit het stopcontact te halen. Houd de
kabel uit de buurt van hitte, olie, scherpe hoeken of
bewegende delen. Een beschadigde of verwarde kabel
verhoogt het risico voor elektrische schokken.
• Voorkom met het lichaam in contact te komen met geaar-
de oppervlakken, zoals buizen, radiatoren, keukens of
koelkasten. Het risico voor elektrische schokken vermin-
dert wanneer het lichaam geaard is.
Beperkingen voor het gebruik
• Gebruik de machine nooit wanneer de beveiligingen
beschadigd zijn, ontbreken of niet correct geplaatst zijn
(opvangzakken, zijdelingse aflaatbescherming, achterste
aflaatbescherming).
• Gebruik de machine niet indien de toebehoren/werktui-
gen niet op de voorziene plaatsen geïnstalleerd zijn.
• De aanwezige veiligheidsinrichtingen/microschakelaars
niet uitschakelen, afschakelen, verwijderen of schenden.
• Overbelast de machine niet en gebruik geen kleine ma-
chine om zware werken te verrichten; het gebruik van
een machine met aangepaste afmetingen zal de risico's
beperken en de kwaliteit van het werk verbeteren.
• Voed het toestel via een aardlekschakelaar (RCD – Re-
sidual Current Device) met een afschakelstroom van
maximum 30 mA.
• De stekker van de machine moet compatibel zijn met het
stopcontact. De stekker mag nooit gewijzigd worden.
Gebruik geen adapters voor machines die zijn voorzien
van een aarding. Ongewijzigde stekkers die geschikt zijn
voor de aansluiting verminderen het risico voor elektri-
sche schokken.
• De permanente aansluiting van eender welk elektrisch
apparaat op het stroomnet van het gebouw moet worden
uitgevoerd door een gekwalificeerde elektricien, in over-
eenstemming met de geldende richtlijnen. Een onjuiste
aansluiting kan ernstige persoonlijke letsels en zelfs de
dood veroorzaken.
• De stroomkabels moeten een kwaliteit van minstens
H05RN-F of H05VV-F hebben met een minimum diameter
van 1,5 mm² en een aanbevolen maximum lengte van
25 m.
2.4
ONDERHOUD, STALLING EN VERVOER
Regelmatig onderhoud en een correcte stalling garanderen
de veiligheid van de machine en het niveau van de perfor-
mance.
Onderhoud
• Gebruik de machine nooit als er onderdelen versleten of
beschadigd zijn. De defecte of beschadigde onderdelen
moeten vervangen en niet gerepareerd worden.
• Tijdens de afstellingen van de machine, moet men erop
letten dat de vingers niet tussen het bewegende maai-
mechanisme en de vaste delen van de machine beklemd
geraken.
De in deze aanwijzingen genoemde geluids- en vibratie-
niveaus zijn bovengrenzen bij het gebruik van de machine.
Het gebruik van een niet gebalanceerd snij-element, een
overdreven bewegingssnelheid en gebrekkig onderhoud
hebben een negatieve invloed op het geluidsniveau en
op de trillingen. Bijgevolg is het noodzakelijk preventieve
maatregelen te treffen om mogelijke schade ten gevolge
van een hoog geluidsniveau en stress van trillingen te
vermijden; zorg voor het onderhoud van de machine, draag
gehoorbescherming, maak pauzes tijdens het werk.
Stalling
• Laat geen houders met restmateriaal in een gesloten
ruimte, om het risico op brand te voorkomen.
2.5
BESCHERMING VAN DE OMGEVING
De milieubescherming moet een belangrijk en prioritair
aspect vormen voor het gebruik van de machine, ten gunste
van de civiele samenleving en de omgeving waarin we
leven.
• Wees geen storend element voor uw buren. Gebruik de
machine enkel op redelijke uren (niet 's ochtends vroeg of
's avonds laat wanneer dit andere personen zou kunnen
storen).
• Volg nauwgezet de plaatselijke normen voor het verwer-
ken van de verpakking, versleten delen of eender welk
element met een sterke invloed op het milieu; dit afval
mag niet met de huisafval weggeworpen worden, maar
moet gescheiden worden en aan speciale verzamelcen-
tra toevertrouwd worden, die de recyclage van de materi-
alen zullen verzorgen.
• Volg scrupuleus de lokale normen op voor de afdanking
van het afval.
• Bij het buiten bedrijf stellen van de machine, mag deze
nooit in het milieu achtergelaten worden maar moet ze
naar een opvangcentrum gebracht worden, volgens de
geldende plaatselijke normen.
Gooi elektrische apparatuur niet bij het ge-
woon huishoudelijk afval. Volgens de Europese
Richtlijn 2012/19/UE inzake elektrisch en elektro-
nisch afval en de toepassing ervan overeenkom-
stig de nationale wetgeving, moet de afgedankte
elektrische apparatuur apart ingezameld worden
voor recyclagedoeleinden. Indien de elektrische apparatuur
afgedankt wordt op een afvalpark of in de ondergrond,
kunnen de schadelijke stoffen de waterlaag bereiken en in
de voedingsketen terecht komen, met nadelige gevolgen
voor uw gezondheid en welzijn. Voor meer informatie over
de afdanking van dit product, contacteer de instantie die
NL - 2