Sandberg G54 Manual Del Usuario página 17

Voor aanvullende beveiliging kan de functie Access Control gebruikt worden. Zie sectie
2.3.4 voor informatie hierover.
De confi guratie van de diverse beveiligingskenmerken wordt beschreven in de onderstaande
secties.
2.2.1 Configuratie van WEP
1. Klik op [WLAN Setup].
2. Selecteer het tabblad [Security].
3. Onder Encryption Method selecteert u WEP.
4. Onder Key Length selecteert u de encryptiesterkte. U kunt 64-bit of 128-bit selecteren. Voor de
beste beveiliging adviseren wij 128-bit.
5. Onder Key Format selecteert u het formaat voor het invoeren van beveiligingscodes. U kunt
HEX (cijfers en/of letters van A tot F) selecteren of ASCII (letters en/of cijfers).
6. Onder Default TX Key selecteert u de beveiligingscode die standaard gebruikt moet worden.
7. In de velden Encryption Key 1-4 voert u maximaal vier beveiligingscodes in. Als u meerdere
codes invoert, kunnen de computers draadloos toegang krijgen tot het netwerk door één ervan
in te voeren. De codes moeten voldoen aan het formaat dat aangegeven staat in Key Length
en Key Format. Zowel hoofdletters als kleine letters kunnen gebruikt worden.
64-bit HEX - 10 cijfers en/of letters van A tot F
128-bit HEX - 26 cijfers en/of letters van A tot F
64-bit ASCII - 5 letters en/of cijfers
128-bit ASCII - 13 letters en/of cijfers
8. Klik op [OK].
Let op: Schrijf alle codes op, want deze moeten op alle computers worden ingevoerd die draadloos
op de router zijn aangesloten.
2.2.2 Configuratie van WPA/WPA2
1. Klik op [WLAN Setup].
2. Selecteer het tabblad [Security].
3. Onder Security Mode selecteert u WPA/WPA2/Mixed.
4. Onder WPA Type selecteert u de encryptiemethode die u wilt gebruiken.
5. Onder WPA/WPA2 Cipher Suite selecteert u het soort encryptie dat u wilt gebruiken. De opties
zijn TKIP, AES of TKIP/AES. Let erop dat alle apparaten die met het netwerk verbonden zijn
het geselecteerde encryptietype moeten ondersteunen.
6. Onder Pre-Shared Key Format selecteert u het formaat voor het invoeren van beveiligingscodes.
7. Voer een code in het veld Pre-Shared Key in.
8. Klik op [OK].
2.2.3 Configuratie van RADIUS
Dit type beveiliging is voor geavanceerde gebruikers en vereist een afzonderlijke RADIUS-server.
RADIUS wordt normaal gebruikt in grotere bedrijfsnetwerken en wordt niet aangeraden voor
privégebruik. Documentatie over hoe u de router kunt configureren voor RADIUS vindt u in de
Engelse gebruikershandleiding op de bijgeleverde cd.
2.2.4 Configuratie MAC Filtering
Alle apparaten in het netwerk hebben een unieke code, die ook wel het MAC-adres wordt genoemd.
Access Control is een extra beveiligingsfunctie die ervoor zorgt dat alleen netwerkapparaten
met door de router goedgekeurde MAC-adressen een verbinding tot stand kunnen brengen met
hetdraadloze netwerk.
1. Klik op [WLAN Setup].
2. Selecteer het tabblad [Access Control].
3. Onder Access Control Mode selecteert u [Allow/Deny Listed] om de functie in te schakelen. U
kunt het beste [Allow Listed] selecteren, zodat alleen de ingevoerde MAC-adressen toegang
krijgen tot de router.
4. Voer in de velden hieronder de MAC-adressen in die wel en niet toegang krijgen. Klik op [Add]
om het gespecificeerde MAC-adres aan de lijst toe te voegen.
5. Klik op [OK].
17