oppervlakken, branders).
- De schokdemper die geïntegreerd is op het koord moet
verplicht verbonden op een dorsaal of sternaal punt van een
antivalharnas en zorg ervoor dat aan de kant van de gebruiker
het uiteinde van het koord voorzien is van een schokdemper (#5)
Het uiteinde van het koord (#1-4) moet verbonden zijn aan een
verankeringspunt of aan een constructie. Elke verbinding moet
worden gemaakt via de verbindingsstukken, zoals bedoeld in de
EN362:2004-norm.
- Het dient herhaald te worden dat in een valbeveiligingssysteem
enkel een EN361-antivalharnas kan worden gebruikt om het
lichaam te dragen.
- Het valbeveiligingssysteem moet verplicht worden verbonden
met het rugblok van het harnas, of aan het uiteinde van de
verlengriem indien deze hiermee is uitgerust, of gelijktijdig aan
de twee borstringen. Deze punten worden aangegeven met de
letter A (enige vasthaking) of met A/2 (verplichting deze punten
samen te verbinden).
- Bij enkel verticaal gebruik maken van verticale configuratie,
moet het structurele ankerpunt dat op het valbeveiligingssysteem
is bevestigd zich boven de gebruiker op een kleinere afstand
bevinden, en moet deze een statische weerstand hebben van
tenminste 12 kN. Raadpleeg bij het gebruik maken van horizontale
configuratie de kop 'Horizontaal gebruik' die hieronder staat.
Het verankeringspunt dient te voldoen aan de vereisten van
EN795:2012. Vermijd het verstoren van het evenwicht van het
ankerpunt zodat de omvang van een eventuele slingerval wordt
beperkt.- Indien er een kans bestaat voor een val, vermijd dan
zoveel mogelijk de zwakheden van de vallijn.
- Vermijd gebieden waar het risico op vallen bestaat.
- Na een val moet het materiaal worden vernietigd.
- Als de gebruiker de connector aan het uiteinde frequent moet
openen en sluiten, is het raadzaam de voorkeur te geven aan
een vanglijn met energiedemper, voorzien van een connector
met automatische vergrendeling. Is dat niet zo, dan kan een
vanglijn met energiedemper, voorzien van connectoren met
handmatige vergrendeling, worden gebruikt.
- Een connector mag nooit ter hoogte van zijn sluithaak worden
belast.
- In het geval een product als NSATxx, NSYATxx, NDATxx,
NDYATxx, NHDAxx, NHDYAxx, NEAxx, NEYAxx, NHEAxx,
NHEYAxx (koord met geïntegreerde schokdemper die
geleverd wordt zonder verbindingsstuk #3) betreft, moet
de gebruiker het koord met geïntegreerde schokdemper
verbinden met het verankeringspunt en de antivalgordel met
behulp van de verbindingsstukken, conform de EN362:2004-
richtlijn. Bovendien mag de totale lengte van het koord met
geïntegreerde schokdemper en zijn verbindingsstukken niet
langer zijn dan 2 meter.
- In het geval het een NABS300-product betreft, moet de
gebruiker eerst de schokdemper verbinden met een koord zoals
bedoeld in de EN 354:2010-norm en dit dient te geschieden
met een verbindingsstuk dat voldoet aan de EN362:2004-
norm met als doel dat er een koord met een geïntegreerde
schokdemper wordt gevormd. De regels voor het verbinden van
de valbeveiliging en het verankeringspunt zijn dezelfde als de
regels die eerder zijn genoemd.
HORIZONTAAL GEBRUIK :
- Deze valbescherming is speciaal getest op het stoppen van
de val van een persoon die vanaf een horizontaal vlak in het
luchtledige valt.
- Verschillende regelgevende testen hebben aangetoond dat
deze valbeveiliger de val tegenhoudt aan de hand van een
rand van een stalen staaf met een omtrek van r=0.5 mm zonder
bramen (#7-13). Daarom kan dit apparaat worden gebruikt op
alle vergelijkbare randen (geprofileerd gerold staal, houten
balken, rand van een gebogen dak, ...).
- Als de inschatting van de risico's vóór aanvang van de uit te
voeren werkzaamheden een valrisico aantoont over een zeer
scherpe of niet braamvrije rand (bijv. een rand met glasstukjes,
een met een snijbrander gesneden en niet braamvrije plaat
etc.) moeten de nodige maatregelen genomen worden om
een val over die rand onmogelijk te maken of anders de rand
afschermen. Bij twijfel contact opnemen met de fabrikant.
- Het ankerpunt van het koord met geïntegreerde schokdemper
mag zich niet onder de gebruiker bevinden. De hoekafwijking
van het koord ten opzichte van de rand moet ten minste 90°
bedragen (#6-1).
- De ruimte, beschikbaar onder de rand, waar de val kan
plaatsvinden moet in overeenstemming zijn met de horizontale
vrije hoogte (#4.2).
- De valbeveiliger moet altijd op een manier worden gebruikt dat
er geen zwakheden zitten op het koord. De vrije lengte van de
ankerlijn kan alleen worden aangepast als de gebruiker niet op
weg is naar de rand.
- Om de slingereffecten van een val zo min mogelijk te maken
moet de werkruimte of de toegestane uitwijking ten opzichte
van de aslijn, die haaks op de rand staat en loopt via het
valbeveiligende verankeringspunt beperkt worden tot 1,5
meter (#6-2). Indien dat onmogelijk is, moet niet het individuele
verankeringspunt gebruikt worden maar een ankerlijn of een
daarmee overeenstemmende horizontale rail van de Types C of
D van de norm EN795.
- Als de valbeveiliger is gecombineerd met een type C
verankeringssysteem met een flexibele veiligheidslijn die voldoet
aan de EN795-norm, moet bij de beschikbare ruimte onder de
rand in het geval van een val ook rekening worden gehouden
met een afbuiging van de veiligheidslijn. De instructies in de
gebruikershandleiding moeten in acht worden genomen met
betrekking tot de veiligheidslijn.
- Na een val van een rand is er een risico op letsel tijdens het
redden van het slachtoffer. In dat geval kan de gebruiker zich
bezeren aan de structuurelementen of aan gebouwen.
- Bij een eventuele val over een rand heen, moeten speciale
hulpmaatregelen geboden worden.
ALGEMENE GEBRUIKSVOORWAARDEN :
- Aangezien de veiligheid van de gebruiker afhankelijk is van
het behoud van de efficiëntie en van de slijtageweerstand van
het product, is een periodieke keuring uitgevoerd door een
bevoegde inspecteur noodzakelijk. De verplichte jaarlijkse
keuring valideert de staat van de uitrusting, die u enkel mag
blijven gebruiken mits een schriftelijke goedkeuring.
- Deze producten niet blootstellen aan temperaturen lager dan
–30°C of hoger dan +50°C.
- Het gebruik van deze uitrusting mag niet anders zijn dan
voorgeschreven noch buiten de aangegeven grenzen
plaatsvinden.
- Opslag: het product moet opgeslagen worden in een droge
en geventileerde ruimte, en afgeschermd worden van directe
warmtebronnen en ultravioletstralen. Het drogen van een nat
geworden uitrusting moet onder dezelfde omstandigheden
plaatsvinden.
- Schoonmaken en desinfectie: uitsluitend met water met een
neutrale zeep.
- Verpakking: gebruik een beschermende, waterdichte en
onbederfelijke verpakking.
- Transport: in de verpakking en vrij van schokken of druk vanuit
de omgeving.
DEX.ABSO.03 p 23 /44