17.3 Synchronisatie met lange belichtingstijden / SLOW
Sommige camera's bieden in bepaalde functies de mogelijkheid tot flitsopnamen
in combinatie met een lange belichtingstijd. In deze functie hebt u de mogelij-
kheid om in schemerlicht of bij avond de achtergrond van de opname beter in
beeld te krijgen. Dit wordt bereikt door belichtingstijden die aangepast zijn aan
de lage omgevingshelderheid. Daarbij worden door de camera automatisch
belichtingstijden gekozen, die langer zijn dan z'n flitssynchronisatietijd. Bij som-
mige camera's wordt de synchronisatie met lange belichtingstijden in bepaalde
cameraprogramma's (bijv. bij diafragmavoorkeuze 'Av', nachtopnameprogram-
ma enz.) automatisch geactiveerd (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera).
Op de flitser hoeft u voor deze functie niets in te stellen en vindt er ook geen
aanduiding plaats.
Gebruik bij lange belichtingen een statief om bewegen van de camera tij-
dens het opnemen te voorkomen!
17.4 Automatische HSS-synchronisatie bij korte belichtingstijden
Sommige camera's ondersteunen de automatische HSS-synchronisatie bij korte
belichtingstijden (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera). Met deze flitsfunc-
tie is het mogelijk, de flitser ook bij kortere belichtingstijden dan de flitssynchro-
nisatietijd te gebruiken. Interessant is deze functie bijv. bij portretopnamen in
zeer lichte omgevingen en door een wijd geopend diafragma (bijv. F 2.0) de
scherptediepte begrensd moet worden! De flitser ondersteunt de synchronisatie
bij korte belichtingstijden in de flitsfuncties E-TTL (E-TTL HSS) en M (M HSS).
Natuurkundig bepaald, wordt door de synchronisatie bij korte belichtingstijden
HSS echter het richtgetal en daarmee ook de reikwijdte van de flits soms flink
beperkt! Let daarom op de aanduiding van de reikwijdte in het LC-display van
de flitser! De HSS-synchronisatie bij korte belichtingstijden wordt automatisch
uitgevoerd als op de camera automatisch door het belichtingsprogramma of met
de hand een kortere tijd dan de flitssynchronisatietijd ingesteld is.
Let er op, dat het richtgetal van de flitser bij de HSS-synchronisatie bij
korte belichtingstijden ook van die belichtingstijd afhankelijk is: hoe kor-
ter de belichtingstijd, des te lager het richtgetal! De instelling vindt via het
Mode-menu plaats (zie 5.1).
18. Meerzone AF-meetflits
Zodra er niet meer voldoende omgevingslicht om voor automatisch scherp te
kunnen stellen, wordt door de camera de meerzone AF-meetflits
geactiveerd. Daarbij wordt een streeppatroon op het onderwerp geprojecteerd
waar de camera op kan scherpstellen. De reikwijdte bedraagt, afhankelijk van
de geselecteerde AF-sensor in de camera, ong. 6 ... 9 m (bij standaardobjectief
1,7 / 50 mm). De maximale reikwijdte wordt met de centrale AF-sensor van de
camera bereikt. Wegens de parallax tussen objectief en de AF-meetflits in de flit-
ser bedraagt de dichtbij-instelgrens met de AF-meetflits ong. 0,7 m tot 1 m.
Om de camera de AF-meetflits
de autofocusfunctie 'Single-AF (S)' ingesteld zijn en de flitser moet flitspa-
raat zijn. Sommige cameratypes ondersteunen alleen de in de camera
ingebouwde AF-meetflits. De meerzone AF-meetflits
wordt dan niet geactiveerd (bijv. bij compactcamera's; zie de gebruik-
saanwijzing van uw camera)!
Zoomobjectieven met een geringe lichtsterkte kunnen de reikwijdte van de meer-
zone AF-meetflits behoorlijk beperken!
Sommige cameratypes ondersteunen alleen met de centrale AF-sensor van de
camera de AF-meetflits van de flitser. Wordt dan een decentrale sensor geselec-
teerd, dan wordt de AF-meetflits in de flitser niet geactiveerd!
19. Draadloze remote-functie
De draadloze remote-functie is compatibel met het Canon-E-TTL-Remote-systeem.
Het remote-systeem bestaat uit een masterflitser op de camera en een of meer
slaafflitsers. De slaafflitser(s) wordt (-en) draadloos door de hulpreflector van de
masterflitser draadloos op afstand ontstoken. Het licht van de hulpreflector
draagt niet bij aan de belichting van de opname.
in de flitser
te laten activeren, moet op de camera
van de flitser
83