JUIST GEBRUIK VAN DE MACHINE
De zaaimachine mag alleen worden gebruikt voor de werkzaamheden waarvoor hij is ontworpen.
De constructeur is in geen geval aansprakelijk bij elke schade ontstaan door gebruik van de machine buiten het door de constructeur aangegeven domein.
Elke wijziging aan de machine is geheel voor het eigen risico van de gebruiker.
Voor goed gebruik van de machine is het nodig:
- de gebruiksaanwijzingen en onderhouds- en servicehandleidingen van de constructeur op te volgen
- uitsluitend originele losse onderdelen en accessoires te gebruiken, of van de constructeur, of door hem aanbevolen.
Gebruik, evenals onderhoud of reparatie: uitsluitend door bekwame personen die op de hoogte zijn van de risico's waar ze aan worden blootgesteld.
De gebruiker moet de regelgevingen respecteren:
- preventie van ongelukken,
- arbeidsveiligheid (arbeidswetgeving),
- verkeer (verkeersregels).
Zorg ervoor dat de aanwijzingen op de machines worden opgevolgd.
Voor elke wijziging aan het materieel zonder schriftelijke toestemming van de constructeur is uitsluitend de eigenaar aansprakelijk.
AANKOPPELEN
1 - Bij het aan- en afkoppelen van de machine aan of van de tractor moet de bedieningshendel van de hydraulische hefinrichting zo zijn geplaatst dat de
hefinrichting niet in werking kan worden gesteld.
2 - Bij aankoppeling van de machine op de driepuntshefinrichting van de tractor moeten de diameters van de hefpennen en topstangen goed overeenkomen
met de diameters van de kogelkoppelingen van de tractor.
3 - Risico op beknelling of snijding in de zone van de driepuntshefinrichting.
4 - Tijdens gebruik van de externe bedieningshendel van de hefinrichting, buiten de zone tussen tractor en machine blijven.
5 - Tijdens transport van de machine ervoor zorgen dat de machine goed is gestabiliseerd met de stabilisatiestangen van de hefinrichting om zijdelingse
beweging en slingeren te voorkomen.
6 - Bij vervoer van de machine in geheven modus, ervoor zorgen dat de bedieningshendel van de hefinrichting goed is vergrendeld.
AANDRIJVING (Aftakassen en cardanassen)
1 - Zorg ervoor dat uitsluitend bij de machine geleverde of door de constructeur voorgeschreven cardanassen worden gebruikt.
2 - Zorg ervoor dat de beschermkasten van de aftakassen en cardanassen goed zijn geplaatst en in goede staat zijn.
3 - Zorg ervoor dat de buizen van de cardanassen altijd goed zijn beschermd, zowel in werk- als in transportstand.
4 - Voor elke aan- of afkoppeling van een cardanas, ervoor zorgen dat de aftakas is ontkoppeld, dat de motor uit is en dat de sleutel uit het contact is
genomen.
5 - In geval van een cardanas voorzien van een slipkoppeling of vrijloopkoppeling, moet deze verplicht op de aftakas van de machine zijn gemonteerd.
6 - Het monteren en vergrendelen van cardanassen moet correct worden uitgevoerd.
7 - De beschermkasten van cardanassen moeten zijn geborgd bij het draaien, met de daarvoor bestemde kettinkjes.
8 - Voor de aftakas wordt ingeschakeld, zich ervan verzekeren dat de gekozen snelheid en draairichting in overeenstemming zijn met de instructies van de
constructeur.
9 - De aftakas inschakelen nadat u zich ervan hebt verzekerd dat en geen mensen of dieren in de nabijheid van de machine zijn.
10 - Schakel de aftakas uit wanneer de hoek die de cardanas maakt groter dreigt te worden dan door de constructeur wordt voorgeschreven.
11 - Na uitschakeling van de aftakas, deze niet naderen vóór volledige stilstand ervan, want sommige elementen kunnen nog even blijven draaien.
12 - Bij het afkoppelen van de machine moeten de cardanassen in de daarvoor bestemde steunen worden geplaatst.
13 - De beschermdop weer op de cardanas van de aftakas plaatsen na ontkoppeling ervan.
14 - Elke beschadigde beschermkast van de cardanas moet onmiddellijk worden vervangen.
HYDRAULISCH CIRCUIT
1 - Het hydraulisch circuit staat onder druk.
2 - Bij het monteren van cilinders of hydraulische motors er goed op letten dat de circuits zijn aangesloten volgens de voorschriften van de constructeur.
3 - Vóór een slang op het hydraulische circuit van de tractor wordt aangesloten, zich ervan verzekeren dat de circuits van de tractor en van de machine niet
onder druk staan.
4 - Ter voorkoming van risico op verwisseling van functies of van vergissingen bij het aansluiten, adviseren we goed te letten op de identificatietekens op
de hydraulische koppelingen tussen tractor en machine.
5 - De hydraulische slangen eens per jaar controleren op:
- aantasting en poreusheid van de buitenste laag,
- vervorming bij druk of zonder druk,
- de staat van de koppelingen en verbindingen.
De slangen moeten worden vervangen vóór 6 jaar gebruik, en volgens de richtlijnen van de constructeur.
6 - Indien een lek ontstaat, moet u ervoor zorgen dat de nodige maatregelen worden getroffen om ongelukken te voorkomen.
7 - Elke vloeistof onder druk, zoals de olie van het hydraulisch circuit, kan ernstige verwondingen veroorzaken, de huid perforeren... In geval van
verwonding, meteen contact opnemen met een arts om elk infectierisico te voorkomen.
8 - Vóór elke ingreep aan het hydraulisch circuit moet de machine in laagste stand staan, de motor uit zijn en de sleutel uit het contact zijn genomen.
ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN
1 - Het is verplicht de aftakas uit te schakelen, de motor uit te zetten en de sleutel uit het contact te nemen vóór elke ingreep voor onderhoud, service of
reparatie van de machine.
2 - Schroeven en moeren moeten regelmatig worden aangedraaid.
3 - Vóór elk onderhoud aan een geheven machine moet deze worden gestut.
4 - Draag handschoenen en gebruik geschikt gereedschap voor elke vervanging van een werkend onderdeel.
5 - Ter bescherming van het milieu is het verboden olie, smeer of filters weg te werpen.
6 - De elektrische voeding moet worden losgekoppeld vóór elke ingreep aan het elektrisch circuit.
7 - Het is nodig de aan slijtage onderhevige onderdelen regelmatig te controleren en ze te vervangen indien er sprake is van slijtage of beschadiging.
8 - Bij vervanging is het verplicht gebruik te maken van MONOSEM-onderdelen, want deze voldoen aan de door de constructeur bepaalde eigenschappen.
9 - De kabels van de dynamo en de accu moeten worden losgekoppeld vóór alle elektrische laswerkzaamheden aan de tractor of aan de aangekoppelde
machine.
10 - Reparaties van onderdelen onder spanning of druk, of daarmee in samenhang, mogen alleen worden uitgevoerd door daartoe bevoegd personeel.
9