Aansluiting van de toorts en van de
massakabel
• Het uiteinde van de achterkant van de lastoorts aan de
gecentraliseerde aansluiting op het frontpaneel verbinden
(pos. 10, Afb. D).
• De massakabel in de snellekoppeling doen (pos. 11, Afb. D).
Draadoplading
• Het beweeglijk deel van het deksel openen en de spoel ( 300
mm) aanbrengen op de daartoe voorziene steun op zoda-
nige wijze dat de draad zich met de klok mee afwikkelt en de
uitstekende referentie van de steun centrerend met de res-
pectieve opening van de spoel.
• Het begin van de draad inbrengen in de achterste geleider
(pos. 1, Afb. E) op het voortslepingsmechanisme.
• De niet-aangedreven rol optillen (pos. 7 Afb. E) en op die
manier de drukinrichting van de rollen weer op gang laten
komen (pos. 5, Afb. E). Controleer of de motorrol (pos. 3,
Afb. E) afdrukken maakt op de buitenkant en of de diameter
overeenstemt met de gebruikte draad.
• De draad een paar cm inbrengen in de draadleiding van de
middelste (pos. 4, Afb. E) aanhechting. Het armpje van de
drager van de niet-aangedreven rol laten zakken en contro-
leren of de draad in de opening van de aandrijfrol komt.
Eventueel de druk tussen de rollen regelen door in te werken
op de daartoe voorziene schroeven (pos. 5, Afb. E). De juiste
druk is de minimale druk die de rollen niet op de draad laat
slippen. Een overdreven druk veroorzaakt een vervorming
van de draad en het in de war raken aan de ingang van het
omhulsel. Een onvoldoende druk heeft een onregelmatig las-
sen als gevolg.
Lassen
BELANGRIJK: Alvorens het lasapparaat aan te zetten,
opnieuw controleren dat de netspanning en de netfrequentie
overeenkomen met de gegevens van de plaat.
• Het lasapparaat in werking stellen door de lichtschakelaar in
te drukken (pos. 1, Afb. C).
Afb. F
2
4
3
Afb. E
• Het aansteken van de groene LED (pos. 2, Afb. C) duidt aan
dat het lasapparaat in werking is en klaar is voor gebruik.
• De omschakelaar van lasspanning instellen (pos. 9, Afb. C)
op de positie pi die aangepast is aan het uit te voeren werk.
• Verwijder de gasgeleider en de draadgeleider van de brander
zodat de draad tijdens het laden vrij naar buiten kan komen.
Er wordt herinnerd dat het mondstuk van de draadleider
dezelfde diameter als de gebruikte draad moet hebben.
• De potentiometer van de draadsnelheid op stand 3 plaatsen
(pos. 3, Afb. C).
• De toortsknop aan zetten totdat de toortsdraad is uitgeko-
men.
• Het mondstuk van de draadleider weer opschroeven aan het
uiteinde van de toorts.
• Breng de juiste gasgeleider aan.
• Bescherm de gasgeleider en de draadgeleider van de bran-
der tegen lasspetters.
• Sluit de klem van de massakabel aan op het te lassen werk-
stuk (zie Afb. F).
• De lasmachine is gereed om te lassen.
• Om het lassen te beginnen nadert u het laspunt en drukt u
op de knop van de brander.
• Is het lassen klaar dan verwijdert u het afval, schakelt u de
machine uit en sluit u de gastank.
35
7
1
5
6
2000H921