zich ervan verzekeren dat ze niet kunnen vallen door ze op de juiste
manier vast te zetten. Om een goede verluchting en een doeltreffende
afkoeling te bekomen is het belangrijk dat de kettingbeschermer van
de compressor zich op minstens 100 cm van eender welke muur (fig.
4) bevindt.
GEBRUIKSAANWIJZINGEN
Erop letten dat de compressor op de juiste manier vervoerd wordt,
hem niet ondersteboven keren en niet opheffen met haken of touwen
(fig. 5-6).
De plastieken dop op het carter deksel (fig.7) vervangen met de
stok voor het olieniveau (fig. 9) of met de bijbehorende ventilatiedop
geleverd samen met het instructieboekje, het olieniveau controleren
op basis van de streepjes aangebracht op de stok.
ELEKTRISCHE VERBINDING
De ÈÈn fase-compressoren worden geleverd voorzien van elektrische
kabel en tweepolige stekker + aarding. Het is belangrijk de compressor
aan te sluiten op een stopcontact voorzien van aarding. (fig. 8)
De apparatuur moet worden aangesloten op een impedantie van
maximaal 0,37 Ω.
NOPGELET:
Nooit de aardingsstekker gebruiken in plaats van de neutrale. De
aarding moet gebeuren volgens de anti-ongevallen richtlijnen (EN
60204). De stekker van de elektrische kabel mag niet gebruikt worden
als schakelaar, maar moet in een stopcontact gestoken worden
dat werkt met een aangepaste differentieechakelaar (magneto
thermisch).
OPSTARTEN
Controleren of de netspanning overeenstemt met die aangeduid op
het plaatje elektrische gegevens (fig.9), het toegelaten tolerantieveld
moet binnen de 5% liggen.
De hendel aangebracht op het bovenste deel draaien of drukken in
de "0" stand volgens het type van drukregelaar gemonteerd op het
apparaat (fig.15). De stekker in het stopcontact steken (fig.8) en de
compressor opstarten door de hendel van de drukregelaar in stand "I"
te brengen. De werking van de compressor is volledig automatisch,
bevolen door de drukregelaar die hem stilzet wanneer de druk in de
tank de maximum waarde bereikt en die hem terug doet starten als
de druk naar het minimum niveau zakt. Normalerwijze is het verschil
in druk ongeveer 2 bar (29 psi) tussen de maximum en de minimum
waarde. Vb: de compressor stopt als hij 8 bar (116 psi) bereikt (max.
werkingsdruk) en start automatisch als de druk binnenin de tank
gedaald is tot 6 bar (87 psi). Na de compressor verbonden te hebben
met de elektrische lijn een lading bij maximum druk uitvoeren en de
juiste werking van de machine nagaan.
Wanneer de temperatuur <10° C is, wordt aanbevolen om de eerste
start met leeg reservoir (0 bar) uit te voeren; het wordt aanbevolen om
het reservoir opnieuw drukloos te maken als de compressor binnen
30 minuten na het eerste opstarten is gestopt.
NOTA: De kop/cilinder/overbrengingsbuis groep kan hoge tempera-
turen bereiken, opletten dat als men in de nabijheid van deze onder-
delen werkt, en ze niet aanraken om brandwonden te vermijden (fig.
17).
De elektrocompressoren moeten verbonden zijn met een stopcontact
beschermd met een aangepaste gedifferentieerde schakelaar
(magneto thermisch). De motor van de compressoren is voorzien
van een automatische thermische bescherming aangebracht op
de binnenkant van de wikkeling, die de compressor stilzet als de
temperatuur van de motor te hoge waarden bereikt. Als die zou
tussenkomen, start de compressor terug automatisch na 10 - 15
minuten.
Dezelfde regels gelden voor de compressoren met voeding van 60
Hz.
OPGELET
REGELING VAN DE WERKINGSDRUK (fig. 14)
Het is niet nodig steeds de maximum werkingsdruk te gebruiken,
meestal zelfs heeft het pneumatische gereedschap minder druk
nodig. Bij de compressoren voorzien van een drukreductiemachine
is het nodig de werkingsdruk goed af te stellen. De hendel van de
drukreductiemachine loszetten door hem naar boven te trekken, de
druk instellen op de gewenste waarde door de hendel met de wijzers
van de klok mee te draaien om ze te verhogen, en tegen de wijzers
van de klok om ze te verlagen, eens de optimale druk is bekomen, de
hendel vastzetten door hem naar beneden te drukken.
Bij de drukreductiemachines geleverd zonder manometer is de
ijkingsdruk zichtbaar op de gegradueerde schaal aangebracht op het
lichaam van de reductiemachine zelf. Bij de drukreductiemachines
voorzien van manometer is de ijkingsdruk zichtbaar op de manometer
zelf.
LET OP: Sommige drukverlagers zijn niet voorzien van een "push to
lock", zodat de knop alleen gedraaid hoeft te worden om de druk af
te stellen.
ONDERHOUD
Alvorens eender welke tussenkomst op de compressor te doen zich
ervan vergewissen dat:
- De algemene lijnschakelaar in de "0" stand staat.
- De drukregelaar en de schakelaars op de centrale uitgeschakeld
zijn, "0" stand.
- De luchttank ontladen is van alle druk.
Het is aangeraden elke 50 werkingsuren de opzuigfilter te demonteren
en het filterelement schoon te maken door het uit te blazen met
samengeperste lucht (fig.11). Het is raadzaam het filterelement
minstens ÈÈn maal per jaar te vervangen als de compressor in
een schone omgeving werkt; vaker als de omgeving waarin de
compressor staat stoffig is.
De compressor maakt condenswater dat zich verzamelt in de tank.
Het is nodig het condenswater van de tank minstens een maal per
week weg te doen door het afvoerkraantje (fig.12) onder de tank open
tedoen. Opletten als er samengeperste lucht binnenin de fles zit, het
water zou er met veel kracht kunnen uitkomen. Aangeraden druk 1-2
bar max. Het condenswater van de compressor gesmeerd met olie
mag niet weggeworpen worden in de riool of verspreid worden in het
milieu omdat het olie bevat.
ERVANGING OLIE - BIJVULLEN OLIE (fig.13)
De compressor is geleverd met olie "GSP High-Performance".
Binnen de eerste 100 werkingsuren is het raadzaam de olie van het
pompsysteem volledig te vervangen.
De afvoerdop op het carter-deksel losschroeven, alle olie eruit laten
lopen, de dop terug vastschroeven. De olie aanbrengen langs het
bovenste gat van het carter-deksel tot het niveau aangeduid op de
stok of op het verklikkerlichtje bereikt wordt.
Elke week het olieniveau van het pompsysteem controleren en indien
nodig bijvullen.
Voor een werking bij omgevingstemperatuur van -5°C tot + 40°C
synthetische olie gebruiken. De synthetische olie heeft het voordeel
dat ze haar kenmerken niet verliest, noch in de winterperiode noch
in de zomerperiode. De gebruikte olie mag niet in de riool geworpen
worden of verspreid worden in het milieu.
VOOR DE VERVANGING VAN DE OLIE ZICH AAN DE TABEL
HOUDEN
TYPE OLIE
GSP High-Performance..........................................500
Synthetische olie:
AGIP Sint 2000 Evolution - BP Visco 5000 - ESSO Ultron
-MOBIL Mobil 1 - NILS Dimension S - NUOVA STILMOIL
Arrow5W50)............................................400
Andere types van minerale multigraden olie
SAE 15 W40...........................................100
29
NL
WERKINGSUREN