TROUBLESHOOTING SCHEMA
De motor slaat niet aan.
1. Zorg dat er verse benzine in de tank zit. Ge-
bruik alleen verse benzine.
2. Druk de inspuitknop (sommige modellen) vijf
keer in.
3. Vergewis u ervan dat de bougiekabel met de
bougie verbonden is.
4. Stel de carburateur in. Zie de handleiding
voor de motor.
5. Er bevindt zich te veel benzine in de cilinder.
Verwijder de bougie en droog deze af. Trek
verschillende keren aan het startkoord.
Plaats de bougie weer terug. Start de motor.
6. Het is moeilijk om de motor in dik of hoog
gras te starten. Plaats de maaier op een dro-
ge en schone ondergrond.
7. Zorg ervoor dat de motorstophendel in de
werkstand gehouden wordt.
8. Vergewis u ervan dat het benzine kraantje
open (ON) staat. Zie de handleiding voor de
motor.
De motor slaat niet af
1. Laat de motorstophendel los.
2. Controleer de motorstopkabel. Vervang deze
indien hij geknikt of beschadigd is.
F-050436L
De motor werkt niet goed
1. Controleer of de maaihoogte goed is inge-
steld. Stel deze hoger in als het gras hoog
staat.
2. Controleer de onderkant van de mesbehui-
zing. Verwijder gras en andere rommel.
3. Controleer de bougiekabel. Zorg dat deze
goed vast zit.
4. Verwijder gras en andere rommel van de
koelfinnen van de motor.
5. Controleer dat de carburateur goed ingesteld
is. Zie de handleiding voor de motor.
6. Controleer de opening van de bougie. Deze
moet 0,75 mm bedragen.
7. Peil de olie in de motor en vul zonodig bij.
8. Controleer het luchtfilter van de motor. Zie de
handleiding voor de motor.
9. De benzine is niet goed meer. Tap deze af en
maak de benzinetank schoon. Vul de tank
met verse benzine.
De maaier trilt erg
1. Verwijder het mes. Controleer het en en ba-
lanceer het uit, indien nodig. Zie de aanwij-
zingen onder Onderhoud van het mes.
2. Controleer dat het mes niet gebogen of ge-
broken is. EEN BESCHADIGD MES IS GE-
VAARLIJK EN MOET VERVANGEN
WORDEN.
33
3. Controleer het mesverbindingsstuk. VER-
VANG EEN GEBROKEN MESVERBIN-
DINGSSTUK.
4. Als de machine nog steeds trilt, moet u de
machine naar een erkend service center
brengen.
Het gemaaide gras wordt niet goed
uitgeworpen.
1. Stop de motor en maak de maaibehuizing
schoon.
2. Controleer dat het mes niet ernstig versleten
is. Vervang of slijp het mes. Vervang om vei-
ligheidsredenen het mes elke twee jaar met
een reserve exemplaar van de fabriek.
Het gras wordt niet egaal gemaaid.
1. Controleer de hoogte instelling bij elk wiel.
Deze moet bij elk wiel het zelfde zijn.
2. Zorg dat het mes scherp is.
3. Controleer dat het mes niet gebogen of ge-
broken is. EEN BESCHADIGD MES IS GE-
VAARLIJK EN MOET VERVANGEN
WORDEN.
4. Controleer het mesverbindingsstuk. VER-
VANG EEN GEBROKEN MESVERBIN-
DINGSSTUK.
NL