luchtstroom instelbaar is. Het binnenste
gedeelte wordt gemonteerd aan de onderzijde
van het toestel dat op de grond staat. De plaat
wordt vastgezet met 3 M10-schroeven in de
daarvoor bestemde schroefopeningen.
•
Til het toestel op de montageplaat en schroef
d e platen aan elkaar vast. De maximale
opbouwhoogte voor verticale toestellen is
3,5 meter.
•
Aan het uiteinde van het bovenste toestel
wordt een van de bijgeleverd montagebeugels
(of andere geschikte ondersteuning)
gemonteerd e wand bevestigd teneinde de
bovenzijde van de toren te verankeren.
•
Ter bescherming tegen aanrijding adviseren wij
montage van AXP300 teneinde te voorkomen
dat de toestellen beschadigen door
vrachtwagens of dergelijke.
•
Monteer voor bediening van de luchtgordijnen
de standenschakelaar voor regelbare
luchtverplaatsing ACR304 of ACR3042 binnen
handbereik.
•
Voor bediening van toestellen voorzien van
elektrische verwarming, monteer
vermogensschakelaar EV300 in combinatie
met de standenschakelaar luchtverplaatsing en
een thermostaat (bijvoorbeeld KRT2800), op
een plaats waar temperatuursverandering dicht
bij de deuropening snel geconstateerd kan
worden.
•
Bij verticale montage kan zich door roulerende
lucht tocht voordoen. Montage van een smal
muurtje aan de zijkant van de deuropening (de
zijde waar geen luchtgordijnen zijn
gemonteerd) kan de roulatie verminderen.
Elektrische installatie
De elektrische installatie dient door een erkend
elektricien te geschieden overeenkomstig de
geldende bepalingen. De installatie van het
toestel dient voorzien te zijn van een driepolige
hoofdschakelaar.
Andere alternatieven voor regeling
luchtverplaatsing zijn mogelijk, zie hiervoor het
elektrisch schema op blz. 4-7.
Het klepje aan de onderzijde van het apparaat
kan geopend worden door de sluitpinnen een
kwartslag te draaien. De aansluiting dient gemaakt
te worden door middel van een aansluitkabel type
S05VV-U, A05VV-R of soortgelijk.
Aan de bovenzijde van het toestel bevinden
zich knock-outs, 2 stuks Ø 20 en 4 stuks Ø 23.
De gebruikte bedrading moet overeenstemmen
met de eisen van de beschermklasse!
Thermozone AC 400
Type
Vermogen Voltage
kW
Alle regelaars
AC 412
12
AC 412
12
AC 418
18
AC 418
18
Voor de toestellen met elektrische verwarming
dient de aansluiting voor de elementen
gescheiden te zijn van de aansluiting voor de
regeling(en) (zie aansluitschema).
In de meterkast dient aangegeven te worden dat
"de luchtgordijnen voorzien kunnen zijn van meer
dan één aansluiting".
Het toestel en de luchtstroom instellen
Uitblaasrichting en snelheid van de luchtstroom
dienen aangepast te worden aan de
omstandigheden van de deur. Druk laat de
luchtstroom naar de binnenzijde van het vertrek
buigen (wanneer de ruimte verwarmd wordt en de
buitenzijde koud is). Om de omstandigheden
tegen te gaan dient de luchtstroom naar buiten
gericht te worden. Een hoek van 15° is aan te
bevelen. Hoe zwaarder de omstandigheden
veroorzaakt door onderdruk, temperatuurverschillen
en wind, des te meer dient de luchtstroom naar
buiten gericht te worden.
Een geleideplaat aan elke zijde van de
deuropening zal de efficiëntie van de
luchtgordijnen verbeteren.
Bij toepassing boven deuren van vries- en
koelruimten dienen de luchtgordijnen aan de
warme zijde gemonteerd te worden waarbij de
luchtstroom 0-10° naar de warme zijde wordt
gericht.
Basisafstelling luchtverplaatsing
De luchtverplaatsing is met de keuzeschakelaar
luchtverplaatsing zo afgesteld dat de luchtsnelheid
op 1 m boven de vloer 3-4 m/sec is. De
uitblaasrichting van de luchtstroom en de
luchtsnelheid dienen mogelijk preciezer te worden
bijgesteld al naar gelang de omstandigheden van
de deuropening.
Min. aansl.
V
mm
2
230V
1,5
230V 3~
10
400V 3~
4
230V 3~
16
400V 3~
10
NL
33