Tijdens het maaien, dient men de kabel steeds achter de
grasmaaier en steeds langs de kant van het reeds gemaaide
gras te houden. Gebruik de kabelhouderhaak zoals aangege-
ven in dit handboekje, om te voorkomen dat de kabel per on-
geluk loskomt maar zorg ervoor dat de stekker correct en zon-
der te forceren in het stopcontact gevoerd wordt.
4) Voed het apparaat met een differentiaalschakelaar (RCD –
Residual Current Device) met een ontkoppelingsstroom van
maximum 30 mA.
5)
De stekker van de machine moet compatibel zijn met
het stopcontact. De stekker mag nooit gewijzigd worden.
Gebruik geen adapters voor machines die voorzien zijn van
een aardleiding. De niet-gewijzigde stekkers die geschikt
zijn voor het stopcontact verminderen het risico voor elektri-
sche schokken.
6) Wanneer de voedingskabel van de machine beschadigd is,
mag hij enkel door een originele nieuwe kabel vervangen wor-
den, door een gekwalificeerd technicus of nabij een gespeci-
aliseerd servicecentrum.
7) De blijvende aansluiting van om het even welk elektrisch
apparaat op het elektriciteitsnet van het gebouw moet uitge-
voerd worden door een gekwalificeerd elektricien, conform
de geldende wetgeving. Een niet correct uitgevoerde aanslui-
ting kan ernstige persoonlijke letsels veroorzaken en zelfs de
dood tot gevolg hebben.
8) LET OP: GEVAAR! Vocht en elektriciteit gaan niet samen:
De elektrische kabels moeten altijd in droge omstandigheden
gehanteerd en aangesloten worden;
– Breng een elektrisch stopcontact of kabel nooit in contact
met een natte zone (plas of vochtig gras);
– De aansluitingen tussen de kabels en de contacten moeten
altijd van het waterdichte type zijn. Gebruik verlengsnoeren
met volledige waterdichte en gehomologeerde stekkers,
die verkrijgbaar zijn in de handel.
9) De toevoerkabels moeten van goede kwaliteit zijn, m.a.w.
niet minder dan het type H05RN-F of H05VV-F met een mini-
male doorsnede van 1,5 mm2 en een maximaal aanbevolen
lengte van 25 m.
10) Haak de kabel vast aan de kabelhouder vooraleer de ma-
chine in te schakelen.
11) Gebruik de kabel niet op onjuiste wijze. Gebruik de kabel
niet om de machine te transporteren, om aan de machine te
trekken of om de stekker uit het stopcontact te halen. Houd de
kabel uit de buurt van warmtebronnen, olie, scherpe hoeken
of bewegende onderdelen. Een beschadigde of geknelde ka-
bel verhoogt het risico voor elektrische schokken.
12) Laat het snoer tijdens het werken niet opgerold, om te
voorkomen dat hij oververhit raakt.
13) Voorkom met het lichaam in contact te komen met geaar-
de oppervlakken, zoals buizen, radiatoren, keukens of koel-
kasten. Het risico voor elektrische schokken vermindert wan-
neer het lichaam geaard is.
14) Overbelast de machine niet. Gebruik de machine die ge-
schikt is voor het werk. Met een gepaste machine zal het werk
beter en op veiligere wijze uitgevoerd worden, aan de snel-
heid waarvoor ze ontworpen werd.
F) TRANSPORT EN VERPLAATSING
1) Telkens wanneer de machine verplaatst, geheven, ver-
voerd of overgeheld moet worden, is het noodzakelijk:
– Stevige werkhandschoenen te dragen;
– De machine vast te nemen op punten waar u een stevige
grip hebt, rekening houdend met het gewicht en de sprei-
ding van het gewicht;
– Een beroep te doen op een toereikend aantal personen die
het gewicht van de machine kunnen heffen, volgens de ken-
merken van het transportmiddel of de plaats waar de ma-
chine opgenomen of opgesteld moet worden.
– U ervan te verzekeren dat de bewegingen van de machine
geen schade of letsels veroorzaken.
2) Bevestig de machine tijdens het vervoer goed met touwen
of kettingen.
G) MILIEUBESCHERMING
1) De milieubescherming moet een belangrijk en prioritair
aspect vormen voor het gebruik van de machine, ten gunste
van de civiele samenleving en de omgeving waarin we leven.
Wees geen storend element voor uw buren.
2) Volg nauwgezet de plaatselijke normen voor het verwer-
ken van de verpakking, batterijen, versleten delen of eender
welk element met een sterke invloed op het milieu; dit afval
mag niet met de huisafval weggeworpen worden, maar moet
gescheiden worden en aan speciale verzamelcentra toever-
trouwd worden, die de recyclage van de materialen zullen
verzorgen.
3) Volg nauwkeurig de lokale normen op voor de afdanking
van het snijafval.
4) Bij het buiten bedrijf stellen van de machine, mag deze
nooit in het milieu achtergelaten worden maar moet ze naar
een opvangcentrum gebracht worden, volgens de geldende
lokale normen.
LEER DE MACHINE KENNEN
BESCHRIJVING VAN DE MACHINE
EN GEBRUIKSGEBIED
Deze machine is een tuingereedschap en met name een gras-
maaier met lopende bestuurder.
De machine bestaat hoofdzakelijk uit een motor, die een snij-
inrichting aanschakelt die beschermd is door een carter, voor-
zien van wielen en een handgreep.
De bediener kan de machine besturen en de belangrijkste
commando's bedienen terwijl hij steeds achter de handgreep
blijft, en dus op veilige afstand van de draaiende snij-inrich-
ting. Indien de bediener zich van de machine verwijdert, val-
len de motor en de snij-inrichting na enkele seconden stil.
Voorzien gebruik
Deze machine is ontworpen en gebouwd om gras te maaien
(en op te vangen) in tuinen en zones met gras, met een groot-
te in verhouding met de maaicapaciteit, in aanwezigheid van
een lopende bediener.
De aanwezigheid van toebehoren of specifieke inrichtingen
kan vermijden dat het gemaaide gras verzameld moet worden
ofwel voor een "mulching" effect zorgen, waarbij het gemaai-
de gras op het terrein wordt achtergelaten.
Type gebruiker
Deze machine is bestemd voor gebruik door consumenten,
d.w.z. door niet professionele bedieners. Deze machine is be-
stemd voor een amateuriëel gebruik.
Onjuist gebruik
Eender welk ander gebruik, dat afwijkt van wat hierboven be-
schreven is, kan gevaarlijk zijn en schade berokkenen aan
3